Valt de PostcodeKanjer in de reeds ontbonden huwelijksgoederengemeenschap?

In de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2015, nr. C/13/574392 / FA RK 14-7729 wordt daarop een antwoord gegeven.

In deze zaak waren partijen ruim 30 jaar in gemeenschap van goederen gehuwd, echter zij woonden de laatste 4 jaar van hun huwelijk al gescheiden. Ieder had zijn eigen rekening waarmee hij zijn/haar lasten voldeed. Het verzoekschrift tot echtscheiding was op 20 oktober 2014 door de vrouw ingediend. Op 17 juni 2015 was de echtscheidingsbeschikking afgegeven en op 1 oktober 2015 was de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

De vrouw voldeed van haar rekening de maandelijkse inleg van het lot bij de postcodeloterij, welk lot op haar naam stond. In januari 2015 viel op dat lot de PostcodeKanjer ter waarde van meer dan 2 miljoen euro.

In casu stond de volgende vraag centraal: valt het prijzengeld in de goederengemeenschap zodat de man recht heeft op de helft?

Alhoewel het antwoord op deze vraag eenvoudig lijkt te zijn, en de rechtbank ook zo beslist, is het niet in elke casus zo simpel.
Conform de wet wordt de huwelijksgoederengemeenschap ontbonden op het moment van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank. Dit is geschied op 20 oktober 2014. 20 oktober 2014 is dan ook de peildatum van de omvang van de gemeenschap. Dat houdt in dat nadien gemaakte schulden of verkregen goederen niet meer automatisch in de gemeenschap vallen. Aangezien partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd was de gemeenschap op dat moment vatbaar voor verdeling conform artikel 1:100 BW. Tot de gemeenschap behoort onder meer het op die datum behorende saldi van de rekeningen.

De man bepleitte dat het prijzengeld in de huwelijksgoederengemeenschap zou vallen en heeft daarvoor een aantal argumenten aangevoerd. Allereerst stelde de man dat met het saldo dat voor verdeling vatbaar was en waarop hij ook recht had, het lot is gekocht. De rechtbank gaat hier aan voorbij en overweegt dat het saldo begin november 2014 negatief was en de vrouw dit met haar eigen inkomsten heeft aangevuld. Voorts stelde de man dat het betalen van het lot als kosten van de huishouding van partijen moet worden aangemerkt, partijen de verplichting hebben de kosten van de huishouding te voldoen tot aan de ontbinding van het huwelijk en aangezien het huwelijk pas in oktober 2015 is ontbonden, hij ook recht heeft op de helft van het prijzengeld. De rechtbank is het ook daar niet mee eens mede gezien het feit dat partijen al jaren gescheiden leefden en geen gemeenschappelijke huishouding meer voerden. Tenslotte doet de man een beroep op de redelijkheid en billijkheid, hetgeen ook niet heeft gebaat, aangezien de rechtbank van oordeel is dat de man dit niet voldoende heeft onderbouwd en partijen weliswaar ruim dertig jaren met elkaar getrouwd zijn geweest en gedurende een lange tijd meespeelden in de Postcodeloterij, maar wel al 10 jaar gescheiden leefden, de laatste 4 jaren geen gemeenschappelijke huishouding meer voerden terwijl de man samenwonend was met zijn huidige partner. De laatste periode heeft de man niets meer bijgedragen in de kosten van de vrouw.

De rechtbank heeft dan ook beslist dat het prijzengeld niet in de gemeenschap van goederen valt. Het is daarbij wel de vraag hoe de rechtbank had beslist indien er na de peildatum geen mutaties meer hadden plaatsgevonden op de rekening van de vrouw en enkel de inleg bij de Postcodeloterij was afgeschreven. Was het dan wel in de gemeenschap gevallen? En hoe zou het oordeel luiden indien het bedrag van een en/of rekening was afgeschreven? Al met al veel vragen die opkomen bij het lezen van deze uitspraak en die ervoor kunnen zorgen dat als de casus net iets anders is, de uitspraak van de rechter ook anders kan uitpakken met grote financiƫle gevolgen van dien. Het is derhalve van belang van elke zaak de feiten goed in kaart te brengen en deze uitspraak niet 1 op 1 toe te passen.