Minderjarige zelfstandig in appel
Kan een minderjarige zelfstandig in appel tegen een beschikking waarin zij onder toezicht is gesteld?
In deze zaak heeft de kinderrechter de minderjarige, die op dat moment 17 jaar oud is en ten aanzien van wie de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, onder toezicht gesteld voor de periode van 18 maart 2016 tot en met 27 maart 2017. Tegen deze beslissing is de minderjarige zelf in hoger beroep gegaan. Zij stelt daarin ontvankelijk te zijn onder verwijzing naar artikel 5 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waaruit volgt dat minderjarigen met het klimmen der leeftijd in toenemende mate in staat gesteld moeten worden de hun toekomende rechten zelfstandig uit te oefenen “in a manner consistent with the evolving capacities of the child”. Volgens de minderjarige schiet het Nederlandse burgerlijk procesrecht tekort in het (ingevolge artikelen 2 en 4 IVRK) tot stand moeten brengen van passende regelgeving ter verzekering van de door het verdrag beschermde rechten van het kind. Voorts refereert de minderjarige ter onderbouwing van haar standpunt aan de procespositie van de minderjarige in het Nederlandse bestuurs- en strafprocesrecht, waar diens positie ruimer is dan in het civiele recht.
Onder verwijzing naar een beschikking van de Hoge Raad van 5 december 2014 passeert het Hof de stellingen van de minderjarige omtrent haar procespositie op grond van het IVRK, het Nederlandse straf- en/of bestuursrecht. De Hoge Raad heeft (toen) namelijk geoordeeld dat het in de artikelen 6 lid 1 EVRM en 12 IVRK neergelegde recht van de minderjarige op toegang tot de rechter voldoende is gewaarborgd door de mogelijkheid van de minderjarige om aan de rechter te verzoeken een bijzonder curator te benoemen (als hij of zij meent dat zijn of haar belang door de wettelijk vertegenwoordiger(s) onvoldoende wordt gewaarborgd).
In deze zaak heeft het Hof het verzoek van de minderjarige om een bijzonder curator aan te stellen afgewezen, omdat niet was gebleken van een belangentegenstelling tussen de minderjarige en diens ouders (wat een vereiste is voor benoeming van een bijzonder curator). Volgens het Hof maakt dit nog niet dat het recht van de minderjarige op toegang tot de rechter hierdoor is geschonden. Het Hof overweegt dat de ouders van de minderjarige het hoger beroep immers hadden kunnen instellen. En dat zij dit (vanwege eigen redenen) niet hebben gedaan, betekent nog niet dat de minderjarige dus in het door haarzelf ingestelde hoger beroep moet of kan worden ontvangen, aldus het Hof.
Kortom, de toegang tot de rechter had de minderjarige wel, maar deze werd in casu onbenut gelaten door de wettelijke vertegenwoordigers, terwijl zij geen belangentegenstelling hadden met de minderjarige. Als gevolg hiervan kon de minderjarige zich (ook) niet laten vertegenwoordigen of in hoger beroep komen via (benoeming van) een bijzonder curator.
Hof Amsterdam 30 augustus 2016