Battle of forms, algemene voorwaarden, artikel 6:225 lid 3 B

Battle of forms, algemene voorwaarden, artikel 6:225 lid 3 BW

In een zaak van het Hof ’s-Hertogenbosch d.d. 18 maart 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:748) speelde de vraag welke algemene voorwaarden tussen twee partijen van toepassing waren. Een dergelijke situatie wordt ook wel aangeduid als “Battle of Forms”.

Een leverancier had een offerte uitgebracht aan een groothandel en daarin aangegeven dat op al haar offertes en leveringen de door haar gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing waren. De groothandel had naar aanleiding van de offerte van de leverancier een order geplaatst door middel van het verzenden van een bestelopdracht, waarbij de betreffende offerte als bijlage was gevoegd. In de bestelopdracht had de groothandel opgenomen dat de leverancier door acceptatie van de inkoopdracht verklaarde dat alleen de algemene voorwaarden van de groothandel op de overeenkomst van toepassing waren.

Vervolgens is er een geschil ontstaan over het door de leverancier geleverde product en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van de leverancier. De groothandel stelde dat zij de toepasselijkheid van de door de leverancier gehanteerde algemene voorwaarden had verworpen ex artikel 6:225 lid 2 BW door op haar bestelopdracht haar eigen algemene voorwaarden van toepassing te verklaren. De leverancier meende dat de door haar gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing zijn.

De rechtbank oordeelde dat de enkele vermelding dat door acceptatie van de inkoop alleen de eigen voorwaarden van toepassing zijn niet als zodanig kan worden aangemerkt. De groothandel ging daartegen in hoger beroep. Het Hof bevestigde het oordeel van de rechtbank en overwoog dat de verwijzing naar de eigen voorwaarden in de bestelopdracht van de groothandel weliswaar een impliciete afwijzing van andere algemene voorwaarden dan haar eigen algemene voorwaarden inhield, maar geen uitdrukkelijke afwijzing als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW.
Het Hof overwoog:

4.11
De grief van [groothandel] in het incidenteel appel betreft de toepasselijkheid van de door haar gehanteerde Algemene Voorwaarden van de Producenten Vereniging Thermoplasten (PVT-voorwaarden). [groothandel] stelt dat zij de toepasselijkheid van de PVT-voorwaarden heeft verworpen door de vermelding op de bestelopdracht:

Door acceptatie van deze inkoopopdracht verklaart u alleen de [groothandel] algemene inkoopvoorwaarden, (…) van toepassing te zijn.

Volgens [groothandel] heeft zij hiermee de voorwaarden van [appellante] uitdrukkelijk van de hand gewezen, als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW. [groothandel] voert hierbij aan dat deze clausule met hetzelfde lettertype en -grootte op de bestelopdracht is afgedrukt en dat [appellante] juist hierop haar goedkeuringsstempel heeft geplaatst, terwijl de verwijzing van [appellante] is opgenomen in een standaard print in klein, afwijkend lettertype onderaan haar briefpapier.

[appellante] heeft de incidentele grief van [groothandel] betwist. Beide partijen verwijzen ter onderbouwing van hun standpunt naar literatuur en jurisprudentie.

4.12
Met de rechtbank en partijen gaat het hof ervan uit dat hier sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW. Hierin is bepaald dat indien aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden verwijzen, aan de tweede verwijzing – in dit geval: die van [groothandel] – geen werking toekomt wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden – de PTV-voorwaarden – uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen. Naar het oordeel van de rechtbank dient het toepasselijk verklaren van de eigen algemene voorwaarden en daarmee het van de hand wijzen van algemene voorwaarden van de wederpartij uitdrukkelijk aan de orde gesteld en derhalve duidelijk kenbaar gemaakt te worden. De enkele vermelding dat door acceptatie van de inkoop alleen de eigen algemene voorwaarden van toepassing zijn kan naar het oordeel van de rechtbank niet als zodanig worden aangemerkt.

Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat aan de verwijzing door [groothandel] naar haar algemene voorwaarden geen werking toekomt, zodat op de overeenkomst tussen partijen de algemene voorwaarden van [appellante] van toepassing zijn.

4.13
Het hof deelt deze conclusie van de rechtbank. De verwijzing naar de eigen voorwaarden in de bestelopdracht van [groothandel] houdt weliswaar een impliciete afwijzing van andere algemene voorwaarden dan haar eigen voorwaarden in, maar niet een uitdrukkelijke afwijzing als bedoeld in artikel 6:225 lid 3 BW. Wil sprake zijn van een dergelijke uitdrukkelijke afwijzing, dan zal duidelijk moeten zijn dat andere voorwaarden worden afgewezen en welke voorwaarden worden afgewezen. Het moge zo zijn dat de huidige regeling, zoals in de literatuur wel wordt aangevoerd, niet goed is afgestemd op de dagelijkse praktijk van het handelsverkeer, maar dat laat onverlet dat het op dit moment wel de geldende regeling is. Aan de parlementaire geschiedenis en aan de rechtspraak van de Hoge Raad (HR 13 juli 2001, NJ 2001, 497) zijn naar het oordeel van het hof geen argumenten te ontlenen die het standpunt van [groothandel] in deze aangelegenheid ondersteunen. De wijze waarop in dit geval de verschillende verwijzingen in aanbod en aanvaarding zijn opgenomen, zijn voor de toepassing van artikel 6:225 lid 3 BW niet relevant. Waar het om gaat, is dat de afwijzing van de PVT-voorwaarden door [groothandel] niet (voldoende) uitdrukkelijk is geschied. Aan de precieze plaatsing van het stempel op de bestelopdracht kan naar het oordeel van het hof geen zelfstandige betekenis worden toegekend. Met dat stempel is kennelijk een akkoord met de bestelopdracht gegeven; door [groothandel] zijn in dit verband geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [appellante] daarmee heeft beoogd in te stemmen met de voorwaarden van [groothandel]

4.14
Een en ander leidt tot de slotsom dat de grief van [groothandel] in het incidenteel appel faalt. Voor bewijslevering als aangeboden, is geen grond aanwezig.

4.15
Nu zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel de grieven zijn verworpen, wordt het vonnis waarvan beroep bekrachtigd. De terugbetalingsvordering van [appellante] wordt gezien dit resultaat afgewezen. [appellante] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het principaal appel; voor het incidenteel appel geldt dat voor [groothandel].

Bron: www.rechtspraak.nl