Bewijs aanvoeren, verzamelen of afstaan – in civiele procedure

In het kader van een civiele procedure wordt naar thans geldend recht van partijen verlangd dat zij alle voor de beslissing relevante feiten en omstandigheden volledig en naar waarheid aanvoeren (21 Rv) en zonodig afschrift verstrekken van stukken waar zij zich op beroepen (85 Rv). Een algemene exhibitieplicht kent het Nederlands procesrecht niet.

De rechter kan op de voet van artikel 22 Rv een partij bevelen nadere informatie of stukken te verschaffen. Een partij kan daar evenwel niet toe worden gedwongen, doch de rechter kan uit een weigering te voldoen de gevolgtrekking maken die hij geraden acht, waarbij te denken is aan het aan de weigering verbinden van bewijsrechtelijke consequenties.

Daarnaast kan onder omstandigheden worden aangenomen dat in verband met een bestaande bewijsongelijkheid voor één van partijen een verzwaarde stelplicht geldt die meebrengt dat zij haar stellingen van een voldoende feitelijke onderbouwing voorziet teneinde de wederpartij aanknopingspunten te bieden voor door haar daartegenover te leveren bewijs.

Naast de hiervoor besproken mogelijkheden de rechter te verzoeken in het kader van een procedure maatregelen te treffen, hebben partijen ook zelf de mogelijkheid op voet van het bepaalde in artikel 843a en 843b Rv inzage of afschrift te vorderen van bescheiden die een ander, waaronder ook de wederpartij, onder zich heeft.

Artikel 843a Rv voorziet erin dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is kan vorderen. Deze exhibitieplicht is niet onbeperkt. Ten aanzien van de vordering op grond van artikel 843a Rv staat voorop dat, wil die vordering kunnen worden toegewezen, in de eerste plaats aan alle drie in lid 1 van dit artikel gestelde voorwaarden moet zijn voldaan: (i) de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, moet rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan, (ii) de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden (deze beperking is opgenomen om zg. fishing expeditions te voorkomen) en (iii) de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is.

Verder moet zich geen van de drie in de leden 3 en 4 vervatte uitzonderingen voordoen: (iv) hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn, (v) degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn en (vi) degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 843b Rv geldt daarbij dat slechts degene die een bewijsmiddel heeft verloren van degene die de beschikking heeft over bescheiden die tot bewijs kunnen dienen van enig feit waarop het verloren bewijsmiddel betrekking had daarvan afschrift kan vorderen.