Ontslag op staande voet en voorwaardelijke procedures onder de WWZ

De invoering van de WWZ heeft voor belangrijke wijzigingen gezorgd ten aanzien van het aanvechten van een ontslag op staande voet door de werknemer en een voorwaardelijke procedure die de werkgever (eventueel) kan opstarten bij twijfel over of de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd. In dit artikel zullen voornoemde wijzigingen worden belicht.

Aanvechten ontslag op staande voet
Wanneer een werkgever een werknemer op staande voet ontslaat en de werknemer vervolgens niets doet, dan blijft het ontslag in stand. Dit heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst van de werknemer per direct is geëindigd. Een ontslag op staande voet heeft grote gevolgen voor de werknemer omdat hij/zij geen aanspraak kan maken op een WW-uitkering. Men is namelijk verwijtbaar werkloos. Een werknemer die het niet eens is met het ontslag op staande voet, zal zich op de vernietigbaarheid van het ontslag moeten beroepen.

Voor invoering van de WWZ kon een werknemer – binnen zes maanden – via een (simpele) brief aan de werkgever de vernietigbaarheid van het ontslag inroepen.
Na de invoering van de WWZ voldoet een briefje aan de werkgever niet meer. De werknemer die het ontslag op staande voet wil aanvechten moet binnen twee maanden een kort geding aanhangig maken bij de bevoegde kantonrechter.

Voor een werkgever brengt deze situatie veel onzekerheid mee over de vraag of de arbeidsovereenkomst nu wel of niet is geëindigd (houdt het ontslag op staande voet stand?). Daarnaast kan het zo zijn dat de werkgever na jarenlang procederen alsnog een fors bedrag aan loon moet voldoen aan de werknemer. De werkgever start hierom vaak een voorwaardelijke procedure. Deze procedure komt erop neer dat de werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt of opzegging van de arbeidsovereenkomst vraagt voor het geval de arbeidsovereenkomst nog niet is geëindigd.

Keuze voorwaardelijke procedure
Kantonrechter
Onder de WWZ is de ontslaggrond gekoppeld aan de ontslagroute. Hierdoor is de keuze van de werkgever met betrekking tot de voorwaardelijke procedure ook komen te vervallen. Indien de werkgever twijfelt over de houdbaarheid van een ontslag op staande voet kan hij – middels de gronden uit artikel 7:669 lid 3 BW – een voorwaardelijke ontbinding verzoeken bij de kantonrechter.

Grondslag procedure
Voor invoering van de WWZ baseerde de werkgever het voorwaardelijke ontbindingsverzoek veelal primair op grond van de dringende reden die eveneens de grondslag was voor het ontslag op staande voet en secundair op grond van een ontstane vertrouwensbreuk tussen partijen.
Onder de WWZ is het niet meer mogelijk om een nieuwe grond op te werpen. De kantonrechter oordeelt op basis van de limitatieve ontslaggronden van artikel 7:669 BW en toetst strikt aan de voorgedragen ontslaggrond. De praktische beslissing van de kantonrechter waarin hij stelt dat de dringende reden op zichzelf niet is komen vast te staan, maar de arbeidsrelatie wel zodanig verstoord is geraakt dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet langer van werkgever gevergd kan worden, lijkt door de wetgever niet wenselijk te worden geacht
Wij zijn benieuwd of kantonrechters deze strikte toepassing ook zullen gaan opvolgen.

Hoger beroep en cassatie
Een belangrijke wijziging onder de WWZ is dat ook tegen de voorwaardelijke ontbinding hoger beroep en cassatie kan worden ingesteld. De snelle zekerheid die deze procedure onder het oude recht had voor de werkgever, is onder de WWZ dus niet meer gegarandeerd.

UWV
De weg van de opzegging met toestemming van het UWV is voor een ontslag op staande voet niet geschikt, omdat onder de WWZ opzegging met toestemming van het UWV weggelegd is voor een ontslag wegens bedrijfseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid van de werknemer.
Wel kan de werknemer een ontslagvergunning voor zover vereist vragen bij het UWV indien de arbeidsovereenkomst is opgezegd op grond van één van de redenen zoals genoemd in artikel 7:671 lid 1 sub a t/m h BW. Bijvoorbeeld i. een opzegging gedurende de proeftijd, ii. opzegging van de arbeidsovereenkomst van iemand met een geestelijk beroep.

Opeisbaarheid van de toegekende vergoeding door de kantonrechter
Zoals voornoemd kan de werknemer de nietigheid van de opzegging niet meer buiten rechte inroepen (per brief). De rechterlijke uitspraak wordt constitutief (het vonnis schept een zekere rechtstoestand).
In de literatuur wordt gesteld dat deze wijziging gevolgen heeft voor de opeisbaarheid van een in de voorwaardelijke procedure toegekende (billijke)vergoeding inclusief de wettelijke rente. De Hoge Raad heeft namelijk in 1997 (onder het oude recht) geoordeeld dat de clausule ‘voor zover rechtens vereist’ in redelijkheid niets anders kan betekenen dan dat de met dit voorbehoud uitgesproken ontbinding afhankelijk wordt gesteld van de nietigheid van het ontslag en niet van een rechterlijke uitspraak met betrekking tot de nietigheid.
De vergoeding (inclusief wettelijke rente) is onder de WWZ – naar de mening van Bouwens en Bij de Vaate – pas opeisbaar vanaf het moment dat de kantonrechter heeft beslist in de vernietigingsprocedure (die de werknemer aanhangig heeft gemaakt).

Conclusie
Ten aanzien van de voorwaardelijke procedures zijn onder de WWZ zowel voor de werkgever als voor de werkgever belangrijke wijzigingen doorgevoerd.
Werknemers moeten erop bedacht zijn wanneer zij een beroep willen doen op de vernietigbaarheid van hun ontslag, zij binnen twee maanden een kort geding aanhangig moeten maken bij de bevoegde kantonrechter.
Voor werkgevers is met de invoering van de WWZ de snelheid uit de voorwaardelijke procedure gehaald, nu hoger beroep en cassatie mogelijk is. Daarnaast is het de vraag of kantonrechters akkoord zullen gaan met het aanvoeren van meerdere ontslaggronden –anders dan de eerste ontslaggrond- in het voorwaardelijke ontbindingsverzoek.

Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen over een voorwaardelijke procedure of wilt u dat een arbeidsrechtspecialist van TEAM Advocaten uw ontslag aanvecht, dan wel een voorwaardelijke procedure voor u opstart, dan staan wij u graag bij.

Bron: Wet Werk en Zekerheid.