Ontslag statutair bestuurder; juist geagendeerd en tijdig opgeroepen?

Ontslag statutair bestuurder; juist geagendeerd en tijdig opgeroepen?

Het gaat nog al eens mis bij het ontslag van een statutair bestuurder. In het bijzonder voor wat betreft de in acht te nemen formaliteiten. De rechtbank Utrecht stelde al enige tijd geleden voorop dat het voorgenomen ontslag duidelijk op de agenda moet zijn geplaatst en dat de statutaire oproeptermijn in acht moet worden genomen. Omtrent dit voorgenomen ontslag moet een reële gedachtewisseling kunnen plaatsvinden, gelet op het geven dat het een ingrijpend besluit betreft. De relevante overwegingen staan hieronder vermeld. Omtrent de hoorplicht en de raadgevende stem verwijzen wij u naar de desbetreffende artikelen die op onze website staan vermeld die u kunt vinden op trefwoord.

Deze uitspraak staat op rechtspraak.nl. ECLI:NL:RBUTR:2008:BD3548

4.4.4. Of tijdens het gesprek op 21 september 2006 gesproken is over het ontslagvoornemen en de daarover te houden vergadering van aandeelhouders, en of [eiser] daaruit heeft kunnen opmaken dat zijn ontslag tijdens een aandeelhoudersvergadering van 26 oktober 2006 aan de orde zou zijn, kan in het midden blijven.

Volgens art. 23 lid 2 en 3 dient de oproeping voor een vergadering schriftelijk te geschieden en dient de oproepingsbrief de te behandelen onderwerpen te vermelden. In art. 2:224 lid 1 BW is een soortgelijke regeling opgenomen. Deze statutaire en wettelijke voorschriften brengen mee dat een voorgenomen ontslag van een bestuurder en de daaraan ten grondslag liggende reden, duidelijk in de oproepingsbrief vermeld dienen te worden. Het belang van die duidelijkheid is gelegen in een reële gedachtewisseling tussen aandeelhouders onderling en met de bestuurder over een zowel voor de onderneming als de bestuurder zo ingrijpend besluit.

Daarvan is in dit geval geen sprake omdat in de oproeping is volstaan met een algemene beschrijving van “de gevolgen van deze inbreng voor alle bij de Crystalgroep betrokken bedrijven en personen”. Met deze omschrijving is niet duidelijk dat er sprake is van een ontslagvoornemen ten aanzien van [eiser] en evenmin dat dat voornemen tijdens de vergadering behandeld zal worden. In de oproeping wordt geen melding gemaakt van het voorgenomen ontslag van [eiser].

Crystal heeft aangevoerd dat zij bewust heeft gekozen voor “een enigszins verhulde formulering om [eiser] niet te beschadigen” en dat zij [eiser] op 21 september 2006 heeft gezegd dat “op de agenda niet met zoveel woorden zijn ontslag was genoemd” omdat op dat moment nog niet bekend was hoe [eiser] op het beëindigingsvoorstel van Crystal zou reageren.

Wat van deze overwegingen van Crystal ook moge zijn, feit blijft dat het ontslagvoornemen niet in de oproepingsbrief is vermeld.
4.4.5. Crystal heeft aangevoerd dat de wettelijk en statutair voorgeschreven omschrijving van de agendapunten niet zo belangrijk is indien betrokkenen volledig op de hoogte zijn van wat er op de aandeelhoudersvergadering aan de orde zal zijn. Dat het ontslag van [eiser] op 26 oktober 2006 als agendapunt aan de orde zou zijn, is volgens Crystal in ieder geval duidelijk toen [directeur] op 23 oktober 2006 de toelichting op agendapunt 3 ontving. Uit die toelichting blijkt duidelijk dat het de bedoeling is te beslissen over het ontslag van [eiser].

[eiser] heeft aangevoerd dat vanaf het moment van ontvangst van die toelichting een termijn van 2 weken in acht genomen had moeten worden voor de te houden aandeelhoudersvergadering.

4.4.6. In de toelichting op agendapunt 3 worden zowel het voorgenomen ontslag van [eiser], als de daaraan ten grondslag liggende redenen, duidelijk genoemd. In zoverre kan de toelichting als een schriftelijke mededeling gelden dat het ontslag als onderwerp tijdens de aandeelhoudersvergadering aan de orde zal zijn. Dit betekent dat voor wat betreft het voorgenomen ontslag de oproeping eerst op 23 oktober 2006 is geschied. Omdat de aandeelhoudersvergadering is gehouden op 26 oktober 2006 is ten aanzien van het voorgenomen ontslag de in art. 2:225 BW en art. 23 lid 2 van de statuten van Crystal voorgeschreven termijn van 14 dagen niet in acht genomen.

In achtneming van die termijn is niet alleen uit hoofde van voornoemde bepalingen van belang maar ook in overeenstemming met de eisen van zorgvuldigheid die Crystal jegens [eiser] dient te betrachten omdat hij in voldoende mate de gelegenheid dient te krijgen om kennis te nemen van de redenen voor zijn ontslag en zijn standpunt daarover te bepalen.

4.4.7. In art. 2:224 lid 2 BW is bepaald dat over onderwerpen die niet bij de oproeping zijn aangekondigd, niet wettig kan worden besloten tenzij met algemene stemmen. In art. 2:225 BW is eenzelfde regeling opgenomen bij niet-inachtneming van de oproepingstermijn van 14 dagen. Aangezien het ontslagbesluit van 26 oktober 2006 (zoals aangehaald in 2.5 van dit vonnis) niet met algemene stemmen is genomen, is er sprake van een niet wettig genomen besluit. Dit betekent dat het ontslagbesluit vernietigbaar is op grond van art. 2:15 lid 1 sub b BW. Omdat [eiser] tijdig de vernietigbaarheid van het besluit ingeroepen en gevorderd heeft, zal het besluit vernietigd worden. Het gevolg daarvan is dat bij gebreke van een geldig besluit de arbeidsovereenkomst met [eiser] niet op de aandeelhoudersvergadering van 26 oktober 2006 beëindigd is en de arbeidsovereenkomst eerst een einde heeft genomen als gevolg van de ontbinding door de rechtbank Utrecht op 28 februari 2007.