Aansprakelijkheid van gemeente als wegbeheerder

In zijn arrest van 4 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:831) heeft de Hoge Raad overwogen dat de aansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder dient te worden beoordeeld aan de hand van na te noemen maatstaven uit het daarbij aangehaalde arrest uit 2010.

De maatstaven

In zijn arrest van 17 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BN6236) heeft de Hoge Raad overwogen dat het antwoord op de vraag of ten aanzien van een opstal sprake is van een gebrekkige toestand afhangt van verschillende omstandigheden, waaronder de aard van de opstal (bijvoorbeeld een voor publiek toegankelijk gebouw of werk of een gesloten huis of werk op besloten terrein, vgl. Parl. Gesch. Boek 6, p. 755), de functie van de opstal, de fysieke toestand van de opstal ten tijde van de verwezenlijking van het gevaar en het van de opstal te verwachten gebruik door derden.

Voorts dient volgens de Hoge Raad in aanmerking te worden genomen de grootte van de kans op verwezenlijking van het aan de opstal verbonden gevaar, alsmede, zo kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid (Parl. Gesch. Boek 6, p. 756), de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen.

Daarbij kan voor het geval de aansprakelijkheid op een overheidslichaam rust mede betekenis toekomen aan de hem toekomende beleidsvrijheid en ter beschikking staande financiële middelen (vgl. Parl. Gesch. Boek 6 p. 1394 met betrekking tot de eveneens op art. 6:174 BW berustende aansprakelijkheid van een wegbeheerder).

Deze gezichtspunten begrenzen volgens de Hoge Raad de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW; de wetgever heeft immers een te ruime aansprakelijkheid voor de bezitter willen voorkomen door bepaalde begrenzingen die in afdeling 6.3.1 BW aan aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad worden gesteld, ook te laten gelden voor de onderhavige aansprakelijkheid (vgl. Parl. Gesch. Boek 6 p. 1378-1379).

Bij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het derhalve aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkomen van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. (bron:www.rechtspraak.nl)

Stelplicht en bewijslast

Stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de wegen gebrekkig zijn, rusten op degene die de gemeente aansprakelijk stellen, met dien verstande dat van de gemeente, gelet op genoemd arrest van de Hoge Raad van 4 april 2014 mag worden verwacht dat zij een eventueel verweer dat haar financiële middelen tekortschieten om de vereiste maatregelen te treffen voldoende onderbouwt, waarbij de enkele stellig dat de financiële middelen ontoereikend zijn in de regel niet volstaat).