Boete wegens overschrijding bouwtijd gematigd

Hebt u vragen omtrent de overschrijding van de overeengekomen bouwtijd, geschillen over de aannemingsovereenkomst en/of het bouwrecht in het algemeen en wilt u direct juridisch advies dan kunt u altijd kosteloos contact opnemen met TEAM Advocaten Utrecht, Dordrecht of en Bosch. U krijgt direct in bouwrecht gespecialiseerde advocaat aan de telefoon. Bel ons nu tegen lokaal tarief op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies van advocaat is kosteloos.

Boete wegens overschrijding bouwtijd gematigd

In deze zaak heeft opdrachtgeefster een aannemingsovereenkomst gesloten met aanneemster voor de renovatie van een aantal panden. In de procedure vordert aanneemster betaling van openstaande facturen. Opdrachtgeefster stelt dat de overeengekomen bouwtijd met 141 werkbare werkdagen is overschreden, zodat aanneemster een boete verschuldigd is, die zij daarom gedeeltelijk met de openstaande facturen heeft verrekend.

Aanneemster betwist een boete verschuldigd te zijn in verband met een te late oplevering. Volgens haar kan opdrachtgeefster geen beroep doen op de kortingsregeling, omdat zij zou hebben ingestemd met een bouwtijdverlenging, er een groter werk gerealiseerd is dan is overeengekomen en opdrachtgeefster afstand zou hebben gedaan van haar recht op korting. Voor zover anders geoordeeld wordt en een boete gerechtvaardigd wordt geacht, is het volgens aanneemster, gezien de omstandigheden van het geval, redelijk en billijk om deze te matigen.

Volgens arbiters kunnen de verweren van de aanneemster echter niet slagen. Arbiters zijn van oordeel dat opdrachtgeefster een beroep toekomt op de kortingsregeling. Zij gaan vervolgens in op het beroep van aanneemster op matiging.

Omdat opdrachtgeefster de indruk zou hebben gewekt dat de oplevering van de appartementen geen hoge prioriteit meer had, hebben arbiters het beroep van aanneemster op matiging van de boete gehonoreerd en de boete aanzienlijk gematigd.

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS

ter zake van een geschil tussen

A.,

hierna te noemen “aanneemster”,

e i s e r e s in conventie,

v e r w e e r s t e r in reconventie,

gemachtigde: mr. X advocaat,

En

B.,

hierna te noemen “opdrachtgeefster”,

v e r w e e r s t e r in conventie,

e i s e r e s in reconventie,

gemachtigde: mr. Y, advocaat

HET SCHEIDSGERECHT

1. De ondergetekenden, allen lid-deskundige van het College van Arbiters van de Raad van

Arbitrage voor de Bouw, zijn door de voorzitter van deze Raad

overeenkomstig de statuten van de Raad benoemd tot scheidslieden in dit

geschil.

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

2. Voor de loop van het geding wordt verwezen naar de volgende stukken:

– de memorie van eis d.d. 30 september 2008, binnengekomen op 3 oktober

2009, met producties 1 tot en met 9;

– de memorie van antwoord in conventie en van eis in reconventie d.d.

26 januari 2009, met producties 1 tot en met 4 (opnieuw genummerd);

– de memorie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie

binnengekomen op 2 september 2009, met producties 10 tot en met 24

(doorgenummerd op haar eigen producties);

– de memorie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie binnengekomen

op 13 april 2010;

– de memorie van dupliek in reconventie d.d. 21 juli 2010;

– de pleitnotities van mr. X;

– de pleitnotities van mr. Y;

– ter zitting door de architect namens opdrachtgeefster overgelegd plattegronden

van C. “werk: 145 blad: 03”, “werk: 145 blad: R-1” en “werk: 145 blad:

DX-1”.

3. De mondelinge behandeling van het onderhavige geschil heeft

plaatsgevonden op maandag 18 oktober 2010.

DE GRONDEN VAN DE BESLISSING IN CONVENTIE EN RECONVENTIE

de bevoegdheid

4. De bevoegdheid van de ondergetekenden tot beslechting van het onderhavige

geschil bij scheidsrechterlijk vonnis staat onbetwist tussen partijen vast. Zij

berust op paragraaf 49 van de toepasselijke Uniforme Administratieve

Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989) waarin een

arbitraal beding is opgenomen dat verwijst naar de Raad en zijn statuten.

de feiten

5. Tussen partijen staat het volgende vast:

a. Aanneemster heeft, na aanbesteding, op of omstreeks 24 september 2004

schriftelijk de opdracht geaccepteerd voor de realisatie van zeven

appartementen gelegen aan de D. te X.. In dit document is opgenomen

“- Bouwtijd voor kerst 2005 opgeleverd”.

b. De verlening van de opdracht is namens opdrachtgeefster schriftelijk

bevestigd op 14 december 2004. In dit document is opgenomen “De

planning voor het project zal resulteren in een oplevering voor het einde

van 2005”.

c. Het bouwproject is gebaseerd op het bestek K-145 van C. d.d. 14 juni

2004. De aanneemsom exclusief BTW bedraagt € 1.070.000,00.

d. De appartementen maken deel uit van de algehele renovatie van de

panden aan de D. en E.. Voor de overige ruimten in deze panden zijn

aparte mondelinge opdrachten verstrekt aan aanneemster.

e. In het bestek is opgenomen:

“01.02.42 KORTINGEN

De korting, bedoeld in paragraaf 42 van de U.A.V., bedraagt per dag:

EU.200,- PER TE LAAT OPGELEVERDE WONING”.

f. Het eerste appartement is op 30 november 2006 opgeleverd. De overige

zes appartementen zijn opgeleverd in de periode gelegen tussen 13

december 2006 en 15 juni 2007.

g. Van de factuur van aanneemster d.d. 1 mei 2007 (factuurnummer 2488)

ad € 154.230,00 inclusief BTW, heeft opdrachtgeefster een bedrag van

€ 47.700,00 inclusief BTW voldaan.

h. Opdrachtgeefster heeft de factuur van aanneemster d.d. 6 maart 2008

(factuurnummer 8504555) ad € 1.851,89 inclusief BTW in zijn geheel

onbetaald gelaten.

de vordering in conventie

6. Aanneemster stelt dat opdrachtgeefster in verzuim is nu zij de facturen tot

een bedrag van € 108.381,89 onbetaald heeft gelaten.

7. Aanneemster concludeert als volgt:

“Eiser vordert daarom de veroordeling van gedaagde tot betaling aan eiser van

€ 106.530,00 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2007 tot aan

de dag der algehele voldoening en betaling van € 1.851,89 vermeerderd met de

wettelijke handelsrente vanaf 6 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,

alsmede betaling van € 3.900,00 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf

datum indiening van het verzoek tot aan de dag der algehele voldoening;

Het bovenstaande met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure, die

van eisers rechtsbijstandkosten hieronder begrepen.

het verweer en de vordering in reconventie

8. Opdrachtgeefster betwist dat zij in verzuim is. Aanneemster heeft de bouwtijd

met 141 werkbare werkdagen overschreden en is daarmee een boete ad

€ 234.906,00 inclusief BTW verschuldigd. Opdrachtgeefster heeft reeds

€ 106.530,00 met het factuurbedrag van factuurnummer 2488 verrekend.

Voor het restant van de boete is aanneemster in verzuim nu zij niet overgaat

tot betaling ervan. Factuurnummer 8504555 ziet niet op opgedragen

meerwerk, het factuurbedrag ad € 1.851,89 is zij dan ook niet verschuldigd,

aldus opdrachtgeefster.

9. Opdrachtgeefster concludeert als volgt:

“Redenen waarom:

B. uw raad verzoekt:

In conventie: A. niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen danwel deze aan

haar te ontzeggen, met veroordeling van A. in de kosten in conventie onder een

betaling van een tegemoetkoming in de kosten van juridische bijstand aan de zijde van

B..

In reconventie: A. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 128.376,00 te

vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der indiening deze

memorie tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van A. in de kosten in

reconventie waaronder begrepen een tegemoetkoming in de kosten van juridische

bijstand aan de zijde van A..”

Het verweer in reconventie

10. Aanneemster betwist boete verschuldigd te zijn in verband met een te late

oplevering.

de beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

11. Arbiters overwegen dat van de door aanneemster gevorderde

factuurbedragen alleen de verschuldigdheid van de factuur ad € 1.851,89 met

nummer 8504555 door opdrachtgeefster wordt betwist. De verschuldigdheid

van de factuur met nummer 2488 ad € 154.230,00 inclusief BTW (waarvan

€ 47.700,00 is voldaan), wordt als zodanig niet betwist. Enkel de

rechtmatigheid van de inhouding in verband met een te late oplevering van de

zeven appartementen is in geschil, alsmede de verschuldigdheid van

aanneemster van de boete voor zover deze de reeds ingehouden

€ 106.530,00 overstijgt.

Verschuldigdheid van facturen

factuurnummer 8504555

12. Aanneemster vordert de betaling voor werkzaamheden die zij heeft

uitgevoerd ten aanzien van de UPC-aansluiting.

13. Opdrachtgeefster betwist dat zij opdracht heeft gegeven voor de op de factuur

vermelde werkzaamheden. Zij betwist overigens dat de factuur betrekking

heeft op de zeven appartementen nu de factuurdatum 6 maart 2008 betreft,

zijnde lang na de oplevering, en zij de factuur nooit eerder heeft gezien.

14. Arbiters overwegen dat aanneemster – tegenover de ontkenning van

opdrachtgeefster – onvoldoende onderbouwd heeft dat de factuur ziet op

werkzaamheden in de zeven appartementen die door opdrachtgeefster aan

aanneemster zijn opgedragen, los van het bestek. Arbiters zijn dan ook met

opdrachtgeefster van oordeel dat zij de factuur niet verschuldigd is en wijzen

de vordering van aanneemster voor dit onderdeel af.

factuurnummer 2488

15. Opdrachtgeefster heeft van deze factuur € 106.530,00 inclusief BTW

ingehouden in verband met de door haar gestelde korting wegens te late

oplevering. Of en zo ja in hoeverre dit terecht is, zal hierna worden

beoordeeld.

Boete

16. Als uitgangspunt voor de hoogte van de gevorderde boete heeft

opdrachtgeefster genomen dat zij tijdens de bouw akkoord is gegaan met

bouwtijdverlenging voor de periode van kerst 2005 tot 26 werkbare

werkdagen vóór

31 mei 2006. Als einddatum voor de bouwtijdoverschrijding hanteert zij

30 november 2006, zijnde de dag waarop het eerste appartement is

opgeleverd. Op die wijze komt zij op een overschrijding van 26 + 115 = 141

werkbare werkdagen x 7 appartementen x € 200,00 = € 197.400,00 boete.

Vermeerderd met de BTW is het totaalbedrag € 234.906,00.

Betwisting

17. Aanneemster betwist boete verschuldigd te zijn. Opdrachtgeefster kan geen

beroep doen op de kortingsregeling uit het bestek (A). Voor zover anders

geoordeeld wordt en een boete gerechtvaardigd wordt geacht, is het gezien

de omstandigheden van het geval redelijk en billijk om deze te matigen (B),

aldus aanneemster.

A.     Geen beroep op de kortingsregeling?

B.     Instemming opdrachtgeefster met verschuiving van de oplevering naar week 48 van 2006?

18. Aanneemster stelt hier als eerste dat opdrachtgeefster heeft ingestemd met

het verschuiven van de oplevering naar week 48 van 2006 (de week van

27 november tot en met 1 december 2006), zodat er geen sprake is van een

overschrijding van de bouwtijd. Aanneemster baseert haar stelling op de

e-mail van de architect aan opdrachtgeefster d.d. 25 januari 2008, waarin

naar het bouwverslag van 29 juni 2006 wordt verwezen. Hierin is de volgende

passage opgenomen:

“In de overige verslagen is terug te lezen dat jullie herhaalde malen

bijgestelde schema’s tandenknarsend geaccepteerd hebben. De oplevering

(=26 werkdagen voor 31 mei) in week 14 is verschoven naar week 48 van

2006.”

19. Opdrachtgeefster betwist dat zij akkoord is gegaan met een

bouwtijdverlenging tot en met week 48. Dit blijkt ook niet uit de e-mail, aldus

opdrachtgeefster.

20. In het bouwverslag van 29 juni 2006 is terug te lezen dat de architect heeft

vastgesteld dat de bouwtijd op 31 mei 2006 met 26 werkbare werkdagen was

overschreden. In dit zelfde bouwverslag staat een prognose vermeld van de

oplevering. Arbiters zijn met opdrachtgeefster van oordeel dat noch uit de

passage uit de betreffende e-mail, noch uit de bij hun bekende bouwverslagen

blijkt dat opdrachtgeefster akkoord is gegaan met een bouwtijdverlenging tot

en met week 48 van 2006. Voor zover er in de planning op de verslagen van

de bouwvergaderingen een verwachte opleveringsdatum wordt opgenomen

waar opdrachtgeefster mee instemt, wordt hiermee de overeengekomen

bouwtijd niet opzij gezet. Daar blijkt immers niets anders uit dan dat partijen

zich kennelijk konden vinden in de door aanneemster opgestelde planning.

Dat de architect in zijn bouwverslagen op enig moment zou zijn gestopt om

het aantal dagen overschrijding te vermelden, doet hier niet aan af.

Boeteclausule niet van toepassing in verband met de uiteindelijke omvang van het werk?

21. Aanneemster stelt verder dat het uiteindelijk gerealiseerde werk een ander

werk is geworden dan hetgeen is opgedragen. Het werk is in omvang meer

dan tweemaal zo groot geworden. Bedrijfsruimtes dienden te worden

gewijzigd in woningen, er kwamen extra woningen bij en er diende een

souterrain gecreëerd te worden. De zeven appartementen zijn onlosmakelijk

verbonden met de rest van het werk. Feitelijk is sprake van een groot werk,

waarvan de zeven appartementen een onderdeel zijn. Onder deze

omstandigheden is de kortingsregeling met betrekking tot de oplevering van

de zeven appartementen niet langer van toepassing, aldus aanneemster.

22. Opdrachtgeefster stelt dat er voor alle fases aparte

aannemingsovereenkomsten zijn gesloten met aanneemster. Deze

overeenkomsten staan volledig los van elkaar. Alleen ten aanzien van de

aannemingsovereenkomst voor de

zeven appartementen is een kortingsregeling overeengekomen.

23. Arbiters overwegen dat de bouw van het gehele werk is opgesplitst in

verschillende aannemingsovereenkomsten, waarbij de verschillende

onderdelen van het werk benoemd zijn in fases. De zeven appartementen zijn

fase I. Weliswaar is de uitvoering van de fases gelijktijdig gerealiseerd, de

verschillende fases van de bouw zijn duidelijk afgebakend. De

overeenkomsten voor de overige fases zijn dan wel gebaseerd op het bestek,

zij kunnen, in tegenstelling tot hetgeen aanneemster stelt, niet worden

aangemerkt als bestekswijzigingen. Naar het oordeel van arbiters is dan ook

niet vast komen te staan dat de verschillende fases zodanig gekoppeld waren

dat het niet mogelijk was om de zeven appartementen los van de rest van het

werk op te leveren.

Afstand van recht?

24. Aanneemster beroept zich op het feit dat opdrachtgeefster tijdens de bouw

nooit heeft gewaarschuwd voor het inroepen van de korting en dat in de

bouwvergaderingen op enig moment de overschrijding van de bouwtijd niet

meer werd opgenomen. Hieruit volgt een afstand van recht, aldus

aanneemster.

25. Opdrachtgeefster betwist dat zij afstand heeft gedaan van haar recht op

korting.

26. Dit verweer van aanneemster slaagt niet. Evenals opdrachtgeefster stelt is de

kortingsregeling tussen partijen overeengekomen en is overeenkomstig

paragraaf 42 lid 5 UAV voor de verschuldigdheid van de korting geen

ingebrekestelling vereist. Dat na het ontstaan van de overschrijding na enige

8

tijd de toenemende overschrijding niet meer is bijgehouden in de

bouwverslagen, doet hier niet aan af.

Conclusie

27. Arbiters zijn op grond van hetgeen hierboven overwogen van oordeel dat

opdrachtgeefster een beroep toekomt op de kortingsregeling uit het bestek

met betrekking tot de te late oplevering van de zeven appartementen.

B. Beroep op matiging

Geen belang bij eerdere oplevering?

28. Aanneemster stelt hier als eerste dat opdrachtgeefster geen schade heeft

geleden als gevolg van de latere oplevering van de zeven appartementen.

Opdrachtgeefster had naar de eindgebruikers van de appartementen nog

geen opleveringsverplichting. Bovendien had opdrachtgeefster geen belang bij

een eerdere oplevering van de appartementen nu opdrachtgeefster zelf de

aanvragen voor de benodigde splitsingsvergunning en

vernieuwbouwverklaring erg laat had ingediend, waardoor verkoop van de

appartementen nog niet mogelijk was. Wanneer zij wel belang had gehad bij

een eerdere oplevering dan had zij om de oplevering moeten verzoeken, aldus

aanneemster.

29. Opdrachtgeefster stelt dat zij belang had bij een zo spoedig mogelijke

oplevering nu pas na de oplevering de splitsing gerealiseerd kon worden en

vervolgens pas de woningen verkocht konden worden. Zij was voornemens

om de woningen pas te verkopen op het moment dat zij geheel

gereedgekomen waren, zodat zij geen koop-/aannemingsovereenkomsten

met de eindgebruikers hoefde te sluiten maar koopovereenkomsten.

30. Arbiters overwegen dat partijen met besteksbepaling 01.02.42 een gefixeerde

schadevergoeding overeengekomen zijn. Een dergelijke bepaling strekt ertoe

om discussie over de aanwezigheid en omvang van schade te voorkomen. Dit

lijdt uitzondering indien het geval zich voordoet dat het is uitgesloten dat

opdrachtgeefster schade kan hebben geleden. Arbiters zijn van oordeel dat uit

de stellingen van aanneemster geenszins volgt dat opdrachtgeefster hier geen

schade kan hebben geleden. Gezien de gekozen verkoopstrategie legde de

latere oplevering immers langer beslag op het vermogen van

opdrachtgeefster. Het tijdstip van de aanvraag dan wel de verlening van de

splitsingsvergunning en vernieuwbouwverklaring achten arbiters niet relevant.

Evenals opdrachtgeefster stelt is het geheel haar zaak of de appartementen

op het moment van de oplevering al direct aan de eindgebruikers konden

worden geleverd. Deze trajecten staan volledig los van elkaar.

Hoogte van het kortingsbedrag

31. Aanneemster acht een kortingsbedrag van € 200,00 per woning per dag

onredelijk hoog.

32. Opdrachtgeefster beroept zich op hetgeen is overeengekomen. In de

contracteringsfase had aanneemster hier bezwaar tegen kunnen maken, niet

achteraf, aldus opdrachtgeefster.

33. Arbiters overwegen dat het kortingsbedrag aan de hoge kant is, maar niet

dermate hoog dat het onredelijk is om partijen niet te houden aan hetgeen zij

vrijwillig overeen zijn gekomen.

Ontbreken vergunningen en te laat aangeleverde documenten

34. Aanneemster verwijst naar paragraaf 5 van de UAV waarin de verplichtingen

van opdrachtgeefster staan beschreven. Aan dit artikel heeft opdrachtgeefster

niet voldaan, aldus aanneemster. Er is vertraging ontstaan door de late

ontdekking van meerdere kelders en ondeugdelijke fundaties en muren. Er

moesten herzieningen van bouwvergunningen worden aangevraagd en nieuwe

tekeningen en berekeningen worden gemaakt.

35. Opdrachtgeefster betwist dat er door de door aanneemster aangevoerde

omstandigheden vertragingen zijn opgetreden waar, voor zover dit terecht

was, niet reeds bouwtijdverlenging voor is verleend.

36. Arbiters overwegen dat aanneemster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de

door haar aangehaalde omstandigheden die tot een vertraging hebben geleid

thans een matiging van de boete rechtvaardigen.

Omvang meerwerk

37. Aanneemster stelt dat opdrachtgeefster op de hoogte was van de beperkte

omvang van haar bedrijf. Bij het opdragen van meerwerk in combinatie met

de aanvullende aannemingsovereenkomsten had zij automatisch van een

verlenging van de bouwtijd uit moeten gaan.

38. Opdrachtgeefster betwist dat matiging gerechtvaardigd is vanwege het

meerwerk. Hiervoor is voldoende bouwtijdverlenging verleend. Het grootste

gedeelte van de € 676.706,00 zag op het funderingsherstel dat niet alleen

dient te worden toegerekend aan de zeven appartementen. De

werkzaamheden werden grotendeels door onderaannemers uitgevoerd, zodat

de capaciteit van aanneemster geen belemmering vormde, aldus

opdrachtgeefster.

39. Arbiters overwegen dat voor het meerwerk reeds een aanzienlijke

bouwtijdverlenging is verleend door opdrachtgeefster. Gebleken is dat er

bouwtijdverlenging is verleend van kerst 2005 tot 26 werkbare werkdagen

voor 31 mei 2006. Niet is vast komen te staan dat de verleende verlenging

niet in verhouding staat tot de omvang van de extra opgedragen

werkzaamheden. Evenals opdrachtgeefster stelt zijn de andere

aannemingsovereenkomsten niet onlosmakelijk verbonden met die inzake de

betreffende appartementen. Arbiters zien in de omvang van het meerwerk

dan ook geen aanleiding om de boete te matigen.

Gedragingen van opdrachtgeefster in de eindfase

40. Aanneemster stelt dat opdrachtgeefster haar vanaf de bouwvak 2006 “misleid

heeft” door de oplevering van de zeven appartementen niet meer ter sprake

te brengen. Vanaf de bouwvak 2006 gaf opdrachtgeefster aanneemster sterk

de indruk dat de prioriteit lag bij de werkzaamheden die zij voor

opdrachtgeefster moest verrichten om de metingen mogelijk te maken, zodat

opdrachtgeefster de benodigde vergunningen en verklaringen zou verkrijgen.

Daarbij werd haar opgedragen om andere projecten van opdrachtgeefster

voorrang te geven, aldus aanneemster.

41. Opdrachtgeefster stelt nooit de indruk te hebben gewekt dat de oplevering

van de zeven appartementen niet langer belangrijk was. Tevens ontkent zij

dat zij aanneemster heeft opgedragen om andere werkzaamheden voorrang

te geven.

42. Arbiters is voldoende aannemelijk geworden dat opdrachtgeefster op enig

moment de indruk heeft gewekt dat de oplevering van de zeven

appartementen geen hoge prioriteit meer had. In het bijzonder gebeurde dit

door het feit dat zij opdrachten gaf tot werkzaamheden die nodig waren om

de geluidmetingen mogelijk te maken alsmede tot andere werkzaamheden in

het project.

43. Uit deze gedragingen van opdrachtgeefster mocht aanneemster in redelijkheid

aannemen dat het belang van de meting in verband met de

splitsingsvergunning (en de daarmee samenhangende werkzaamheden)

prevaleerde boven het belang van de oplevering van de appartementen. In

verband hiermee achten arbiters het redelijk om de boete te matigen.

Omvang van de matiging

44. Voor het vaststellen van de omvang van de matiging overwegen arbiters dat

niet gebleken is dat de zeven appartementen ten tijde van de

bouwvergadering op 29 juni 2006 in zoverre opleveringsgereed waren en dat

alleen de formaliteit van de oplevering nog resteerde. Dat er voor 30

november 2006 verzoeken tot oplevering zijn gedaan is niet gebleken.

45. Kennelijk vond opdrachtgeefster in een eerder stadium een bedrag van

€ 106.530,00 inclusief BTW redelijk. Het is niet vast komen te staan dat zij de

rest van de factuur onder protest heeft betaald. Dit stemt overigens overeen

met het gespreksverslag dat door aanneemster is opgesteld en door haar

gedateerd is op 4 januari 2007 (volgens opdrachtgeefster is dit 4 januari

2008) en is bijgevoegd in productie 6 bij de memorie van eis in conventie.

Hierin is de passage opgenomen:

“Volgens F. zou dit op basis van het ‘contract’ tot direct of indirect leiden tot

een claim van 200K, 192K om exact te zijn op basis van 200 per week, per

woning. Dit voor de duur van 5 maanden. G. willen dit niet op het totale

project betrekken, dat zou niet reëel zijn. Echter wel op de oplevering van de

1e acht woningen. De openstaande nota, na betaling van € 45.000, als restant

€ 100.500,- laten vervallen, daarbij zouden beide wel vinden dat aan de

verplichting (tot schadeloosstelling) zou zijn voldaan. H. stelt dat het

accepteren van de uitstelmomenten automatisch leidt tot een later

oplevermoment. Deze scherpstelling roept boze reacties op bij G..”

Aan dit tekstfragment moet worden toegevoegd dat tussen partijen vaststaat

dat de daarin genoemde bedragen exclusief BTW zijn en dat voor “1e acht

woningen” dient te worden gelezen “1e zeven woningen”.

46. Arbiters achten de hoogte van het aanvankelijk door opdrachtgeefster

gehanteerde schadebedrag, gezien de hierboven geschetste omstandigheden

van onderhavig geval, alleszins redelijk. De boete wordt derhalve in billijkheid

gematigd tot € 106.530,00 (inclusief BTW), welke boete opdrachtgeefster

reeds met factuurnummer 2488 heeft verrekend. Hiermee wordt de

bouwtijdoverschrijding toegekend tot en met circa de bouwvak 2006 (circa 64

werkdagen overschrijding). Op dit moment ontstond ongeveer de aan

opdrachtgeefster toe te rekenen ruis tussen partijen omtrent de voorrang van

de geluidsmeting voor de splitsingsvergunning boven de oplevering van de

zeven appartementen. Aanneemster stelt dat de appartementen toen

nagenoeg gereed waren voor oplevering, hetgeen onvoldoende betwist is door

opdrachtgeefster.

beoordeling vorderingen

47. De vorderingen van aanneemster en opdrachtgeefster worden afgewezen. De

over en weer gevorderde wettelijke handelsrenten komen derhalve niet voor

toewijzing in aanmerking.

buitengerechtelijke kosten

48. Nu de vordering van aanneemster wordt afgewezen, komen de gevorderde

buitengerechtelijke kosten evenmin voor toewijzing in aanmerking.

de proceskosten en overige vorderingen

49. Gelet op de mate waarin partijen in principiële en in financiële zin in het gelijk

en ongelijk zijn gesteld, achten arbiters het billijk dat partijen in gelijke mate

de proceskosten dragen.

50. De door de Raad gemaakte kosten hebben tot en met het depot van dit

vonnis ter griffie van de rechtbank te Amsterdam volgens het kostensysteem

van de Raad € 10.426,94 (waarvan € 1.647,24 aan BTW) bedragen en zijn

verrekend met de door aanneemster en opdrachtgeefster gedane stortingen.

Partijen dragen ieder de eigen kosten van rechtsbijstand.

51. Hetgeen meer of anders is gevorderd dient te worden afgewezen.

DE BESLISSING

Arbiters, rechtdoende als goede mannen naar billijkheid:

in conventie en reconventie

WIJZEN het gevorderde AF.

(Bron: www.raadvanarbitrage.nl)

Hebt u vragen omtrent de overschrijding van de overeengekomen bouwtijd, geschillen over de aannemingsovereenkomst en/of het bouwrecht in het algemeen en wilt u direct juridisch advies dan kunt u altijd kosteloos contact opnemen met TEAM Advocaten Utrecht, Dordrecht of en Bosch. U krijgt direct in bouwrecht gespecialiseerde advocaat aan de telefoon. Bel ons nu tegen lokaal tarief op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies van advocaat is kosteloos.