Het verjarings- en vervaltermijn in het bouwrecht

Het verjarings- en vervaltermijn in het bouwrecht

Bij het bouwen van een bouwwerk kunnen er vele dingen fout gaan. Sommige fouten worden helaas pas later opgemerkt. Als opdrachtgever wilt u natuurlijk dat deze gebreken worden hersteld door de aannemer. Het kan verstandig zijn om als opdrachtgever tijdig aan de bel te trekken. In het bouwrecht gelden er twee gronden waarin een opdrachtgever de aannemer niet meer kan aanspreken op het gebrek: verjaring van de vordering en een verlopen vervaltermijn van de vordering. Deze zijn in het bouwrecht in sommige gevallen korter dan in het reguliere recht. In deze blog zullen deze termijnen uitgelicht worden.

 Verjaring

Allereerst de verjaring. Krachtens artikel 3:306 BW is de reguliere verjaringstermijn van een nakomingsvordering 5 jaar. In het bouwrecht geldt er echter een veel korter termijn. Krachtens artikel 7:761 lid 1 BW betreft de verjaringstermijn bij een gebrek in het opgeleverde werk 2 jaar, gemeten vanaf het moment dat is geprotesteerd bij de aannemer. Indien de aannemer een termijn heeft gesteld waarbinnen het gebrek zal moeten worden opgelost, begint de verjaring pas te lopen vanaf het einde van die termijn. Het maximale termijn blijft in elk geval altijd 20 jaar. Het is hierbij van belang om op te merken dat er krachtens artikel 6:89 BW binnen bekwame tijd na het opmerken van het gebrek in het bouwwerk geprotesteerd moet worden. Wat deze bekwame tijd precies is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Niet protesteren om zodoende de verjaringstermijn te verlengen (oftewel: stuiten) kan derhalve leiden tot het verlies van de rechtsvordering. Een verjaringstermijn kan wel worden verlengd wanneer er tijdig een geldige stuitingshandeling is verricht. Een stuiting van een lopende verjaringstermijn kan worden gerealiseerd door een schriftelijke aanmaning of mededeling van de opdrachtgever waarin de opdrachtgever zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoud. Denk bijvoorbeeld aan een schriftelijke ingebrekestelling. Het is dus van belang om als opdrachtgever tijdig te protesteren bij de aannemer, dan wel een stuitingshandeling uit te voeren.

Vervaltermijn

Dan de vervaltermijn. Het is gebruikelijk om als aannemer in de aannemersovereenkomst algemene voorwaarden toe te passen. In deze algemene voorwaarden wordt over het algemeen een bepaalde vervaltermijn opgenomen. De gebruikelijke vervaltermijnen die worden opgenomen in de UAV en de UAV-GC zijn normaal gesproken respectievelijk 5 of 10 jaar. Deze vervaltermijnen doorkruisen de reguliere termijnen van art. 3:306 jo. art. 7:761 lid 2 van 20 jaar uit het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke vervaltermijn verplicht de opdrachtgever om binnen een bepaalde periode aan de bel te trekken wanneer er een verborgen gebrek wordt opgemerkt. Doet de opdrachtgever dit niet tijdig, en dus na de einddatum van de vervaltermijn, dan vist de opdrachtgever helaas achter het net en kan hij niet meer aankloppen bij de aannemer. De opdrachtgever wordt dan niet meer ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Een vervaltermijn kan in tegenstelling tot de verjaringstermijn niet worden gestuit. In het bouwrecht is het dus opletten geblazen. Rechtsvorderingen in het bouwrecht kunnen sneller verjaren of vervallen dan men in eerste instantie denkt.