Huurverhoging

Geen overeenstemming over huurverhoging woonruimte

Veelal wordt door de verhuurder van woonruimte eens per jaar de huur verhoogd op basis van een huurprijsindexering in de huurovereenkomst. Soms is een dergelijk beding niet in de overeenkomst opgenomen, waardoor de vraag opkomt of de verhuurder ook in die gevallen de huur kan verhogen.

In dergelijke omstandigheden dient een onderscheid te worden gemaakt tussen geliberaliseerde woonruimte en niet-geliberaliseerde (sociale) woonruimte. Als partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over de huurprijsverhoging – hetgeen het uitgangspunt behoort te zijn – is er voor niet-geliberaliseerde woonruimte een wettelijke procedure in art. 7:253 BW. In die procedure toetst de huurcommissie de door de verhuurder aangezegde huurverhoging aan de redelijkheid.

Bij geliberaliseerde woonruimte is voornoemde procedure niet van toepassing. Indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken, dan heeft de verhuurder de keuze tussen voortzetting van de huur tegen de oude huurprijs of opzegging van de huurovereenkomst, waarna in de procedure van art. 7:274 lid 1 sub d BW aan de kantonrechter een oordeel kan worden gevraagd over de redelijkheid van het voorstel over de huurprijsverhoging. Zonder de opzeggingsprocedure door de verhuurder is het niet separaat voor de huurder mogelijk om de huurprijsverhoging door de rechter te laten toetsen (zie Gerechtshof Den Bosch op 3 maart 2015: ECLI:NL:GHSHE:2015:64).