Inhoud van erfdienstbaarheid
Inhoud is van erfdienstbaarheid Volgens vaste jurisprudentie komt het bij de beantwoording van de vraag wat de inhoud is van een gevestigde erfdienstbaarheid, aan op de in de notariële akte van vestiging van die erfdienstbaarheid tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de in die akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (vgl. HR 8 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8901 en HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AH9168).
Voor de beantwoording van de vraag wat de inhoud is van de erfdienstbaarheid, maakt het geen verschil of de partijbedoeling tot uitdrukking is gebracht bij notariële partij-akte of bij door de notaris opgesteld proces-verbaal. De ratio voor de in genoemde arresten aanvaarde objectieve uitlegmaatstaf is dat de rechtszekerheid vergt dat slechts acht mag worden geslagen op gegevens die voor derden kenbaar zijn uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven stukken. Het gaat daarbij om het voor registergoederen geldende stelsel van publiciteit (zie Conclusie plv. P-G mr. C.L. de Vries Lentsch-Kostense bij HR 24 januari 2014, ECLI:NL:PHR:2013:1641). Deze ratio geldt evenzeer voor een situatie waarin niet een notariële partij-akte maar een notarieel opgesteld proces-verbaal van vestiging van erfdienstbaarheid is ingeschreven in de openbare registers.