Forceren beëindiging arbeidsovereenkomst | Ontslag advocaat

Om een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werkneemster te forceren, voert werkgever “plotseling” allerlei verwijten aan. Dit optreden beoordeelt de kantonrechter Amsterdam op 5 november 2007 als “ernstig in strijd met de eisen van goed werkgeverschap”. Aan werkneemster wordt een hoge ontbindingsvergoeding toegekend.

De feiten
Werkneemster was sinds begin 2005 werkzaam als bedrijfsjurist. Plotseling werden haar in augustus 2007 “van uit de blauwe lucht” door werkgever een aantal ernstige verwijten gemaakt: een tekort aan loyaliteit, betrokkenheid en pro-activiteit. En dit alles tijdens een slechts vijf minuten (!) durend beoordelingsgesprek.

Werkneemster herkende zich niet in de kritiek en had ook nooit eerde enige aanwijzing gehad dat zij niet naar behoren zou functioneren. In 2005 en 2006 had zij in elk geval goed gefunctioneerd.

Volgens de werkgever had in de eerste helft van 2007 echter “een kanteling” plaatsgevonden.

Vervolgens ontstond een ‘conflictueuze werksituatie’. Daarop gelet verzocht werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verandering van omstandigheden (artikel 7: 685 BW). Daarbij werdeen vergoeding aangeboden op basis van de kantonrechtersformule met een C-factor gesteld op 1.

Door werkneemster werd verweer gevoerd tegen dit verzoek, maar ook een tegenverzoek gedaan dat eveneens was gebaseerd op een verandering van omstandigheden. Werkneemster nam het standpunt in, dat zij geen vertrouwen meer had in een zinvolle voortzetting van de samenwerking. Zij verzocht om een vergoeding met een C-factor gesteld op 3.

De Kantonrechter in Amsterdam oordeelde dat de verwijten die werkneemster werden gemaakt er uitsluitend aan de haren zijn bijgesleept ( “pour besoin de la cause”) om een ontslag te forceren. Werkneemster had immers nooit enig signaal ontvangen dat zij op de betreffende punten tekort schoot. Bovendien werden de verwijten door werkgever ook niet voldoende onderbouwd.

Het ontbindingsverzoek van werkgever wordt om die reden afgewezen en dat van werkneemster werd toegewezen.
De kantonrechter oordeelde daarbij het optreden van werkgever als “ernstig in strijd met de eisen van goed werkgeverschap” en kende om die reden aan werkneemster een aanmerkelijke ontbindingsvergoeding toe, te weten: € 40.000,- plus een vergoeding van € 5000 voor kosten van rechtsbijstand.