Correctiemogelijkheid op de verkrijging van grond door bevrijdende verjaring ex art. 3:105 BW

In de zaak die is gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBROT:2018 8918 heeft de rechtbank Rotterdam op 2 november 2018 bij vonnis bepaald dat, hoewel de bezitter van grond na een procedure bij vonnis gelijk had gekregen dat er door beroep op bevrijdende verjaring ex art. 3:105 BW de verkrijging van eigendom van grond heeft verkregen, deze verkrijging alsnog dient te worden gecorrigeerd (dus ondanks een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring door de bezitter) onder de omstandigheden dat de grond aan de rechtmatige eigenaar moet worden teruggegeven op grond van een onrechtmatige daad. Hiertoe is verreist dat de oorspronkelijke bezitter aantoont dat de bezitter de grond destijds te kwader trouw in bezit heeft genomen. De verjaringstermijn voor de vordering op verkrijgende verjaring ex art. 3:99 BW gaat pas lopen nadat de verjaring (van bevrijdende verjaring) is voltooid en de schadevergoeding erin kan bestaan dat de grond alsnog wordt teruggeleverd aan de oorspronkelijke eigenaar (de Hoge Raad heeft bepaald dat de verjaringstermijn voor deze vordering ex art. 3:310 lid 1 BW pas gaat lopen nadat de verjaring is voltooid en de schadevergoeding erin kan bestaan dat de grond alsnog wordt teruggeleverd aan de oorspronkelijke eigenaar (zie Hoge Raad 24 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:309).

Er zijn diverse uitspraken gepubliceerd waarin is geoordeeld door de rechtspraak dat de vordering tot teruggave van grond ondanks het intreden van bevrijdende verjaring niet leidt tot teruglevering van de grond. Sta in de weg is in deze gevallen dat de oorspronkelijke eigenaar niet kan bewijzen dat de bezitter de grond destijds te kwader trouw in bezit heeft genomen. De bewijslast voor deze ‘te kwader trouw’ rust op de oorspronkelijke eigenaar. In de onderhavige zaak waarin de rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat de bezitter ondanks het intreden van de bevrijdende verjaring door verloop van 20 jaren de grond toch terug moest geven, dit omdat de bezitter van de grond exact wist waar de kadastrale grens tussen de percelen liep en derhalve aantoonbaar te kwader trouw heeft gehandeld. De inbezitneming van de litigieuze grond was daarom te kwader trouw en derhalve onrechtmatig. De verjaringstermijn is pas gaan lopen nadat de bevrijdende verjaringstermijn van 20 jaren is voltooid. Het betreffende beroep op verkrijgende verjaring kan derhalve vervolgens weer 20 jaren na de 20 jaren van de bevrijdende verjaring worden ingesteld.

VRAGEN:

Heeft u vragen over de mogelijkheden van verkrijging van eigendommen en een beroep op het verkrijgende danwel bevrijdende verjaring, danwel wenst u uw situatie te toetsen of hiervan sprake is, danwel verweren moeten worden ingesteld op een beroep van de wederpartij op verkrijgende danwel bevrijdende verjaring, dan kunt u contact opnemen met één van onze vastgoedadvocaten.

 

.