Concurrentiebeding – functiewijziging | arbeidsrecht advocaat

Bij handhaving concurrentiebeding komt regelmatig de vraag op of de functie van werknemer is gewijzigd en het concurrentiebeding opnieuw overeengekomen had moeten worden.

In dit bericht twee uitspraken.

In de eerste uitspraak overweegt de kantonrechter dat er geen sprake is van een functiewijziging waardoor het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken en dat bij een belangenafweging, de belangen van de werkgever zwaarder wegen dan die van de werknemer en wordt matiging en schorsing van de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding afgewezen in verband met het landelijk op de markt opereren van werkgever.

In de tweede uitspraak vordert werkgever nakoming van een concurrentiebeding. Werknemer voert daartegen als verweer aan dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is, omdat er sprake is van een dusdanige ingrijpende functiewijziging dat het concurrentiebeding opnieuw overeengekomen had moeten worden. Kantonrechter overweegt, dat gelet op de aanzienlijke salarisverhoging en de aanmerkelijke positieverbetering van werknemer binnen het bedrijf in een relatief korte periode, voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een dusdanige functiewijziging dat werknemer niet onverkort aan het oude beding concurrentiebeding gehouden kan worden. Het concurrentiebeding had derhalve bij de functiewijziging opnieuw overeengekomen moeten worden

Wilt u meer weten wat wij als advocaat voor u of voor uw zaak kunnen betekenen? Of heeft u behoefte aan advies, hulp (rechtshulp) of bijstand door een advocaat met betrekking tot ontslag met betrekking tot een concurrentiebeding? Mail dan uw vraag of bel tegen lokaal tarief 030 252 35 20 of – tot 22.00 uur – 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening.

Eerste uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton

Locatie Dordrecht

kenmerk: 200229 VV EXPL 07-69

vonnis in kort geding van de kantonrechter te Dordrecht van 11 september 2007

in de zaak van:

[naam],
wonende te [adres],
eiser,
gemachtigde: X,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Baas-Hover B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y.

Partijen worden hierna aangeduid met [eiser] en Baas.

Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 31 juli 2007;
2. het verweerschrift van Baas;
3. de door [eiser] overgelegde producties;
4. de door partijen ter zitting d.d. 28 augustus 2007 overgelegde pleitnotities;
5. de aantekeningen van de griffier van de gehouden zitting.

Omschrijving van het geschil
De feiten
1. Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast.

2. [eiser] is op 1 april 1999 voor onbepaalde tijd bij Baas in dienst getreden in de functie van technisch commercieel medewerker voor een salaris van bruto € 4.052,65 per maand.

3. Tijdens het dienstverband zijn partijen in januari 2003 een herziene arbeidsovereenkomst aangegaan. In deze arbeidsovereenkomst is in artikel 17 de navolgende bepaling opgenomen:

“Gezien uw functie, heeft u toegang tot concurrentiegevoelige informatie en hebben wij belang bij een non-concurrentiebeding.

Het is dan ook verboden om binnen 1 jaar na beëindiging van het dienstverband werkzaamheden te verrichten, dan wel op wat voor wijze dan ook betrokken te zijn bij een groothandelsbedrijf in de koel- en/of airconditionings branche in de ruimste zin des woord.”

4. Op 13 april 2007 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst tegen 1 juni 2007 opgezegd en heeft hij aangekondigd bij Bitzer Benelux BVBA (hierna: Bitzer) aan de slag te gaan.

5. Het ontslag is door Baas bij gedateerde brief van 25 mei 2007 bevestigd – welke op 4 juni 2007 door [eiser] is ontvangen – waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
Tijdens het gesprek op 11 mei 2007 is nog eens aan de orde gesteld uw geheimhoudingsverplichting zoals weergegeven in art. 16 van uw arbeidsovereenkomst en uw concurrentiebeding, art. 17. (…)

Ik wijs u er derhalve op dat art. 16 en 17 van uw arbeidsovereenkomst onverkort van toepassing blijven. Zeker nu u voornemens bent om bij een directe concurrent, en wel Bitzer Benelux in dienst wenst te treden en u op dezelfde markt uw werkzaamheden in een vergelijkbare functie wenst voor te zetten.
(…)”

6. Bitzer heeft de arbeidsovereenkomst met [eiser] door middel van proeftijdontslag met ingang van 14 juli 2007 beëindigd.

De vordering
7. [eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

Primair
te bepalen dat het concurrentiebeding geen werking meer toekomt;

Subsidiair
het concurrentiebeding, voor zover deze nog tussen partijen bestaat, te vernietigen c.q. te schorsen;

Meer subsidiair
de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding, voor zover dit beding nog tussen
partijen bestaat, te matigen c.q. te schorsen, voor zover het betrekking heeft op
werkzaamheden verrichten binnen een straal van 10 kilometer vanaf de vestiging van Baas
te Waddinxveen, althans een in goede justitie te bepalen afstand/ straal/ regio;

Meer subsidiair
Baas te veroordelen om aan [eiser] ten titel van algemeen voorschot op een
uiteindelijke vergoeding van de werkgever voor de duur van de beperking van het
concurrentiebeding binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te
betalen een bedrag ad € 30.000,– althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
alles met veroordeling van Baas in de kosten van het geding.

8. [eiser] legt aan zijn vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.
Het concurrentiebeding heeft geen werking omdat met de voormalig directeur van Baas een afspraak is gemaakt dat [eiser] niet aan het concurrentiebeding zou worden gehouden. Aan het concurrentiebeding komt ook geen werking toe omdat de functie van [eiser] van accountmanager is uitgekleed tot een ‘gewone’ verkoopfunctie waardoor het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.

9. Na de functiewijziging heeft Baas zich jegens [eiser] bovendien onbehoorlijk gedragen door hem onder meer een nieuwe bedrijfsauto te onthouden, pesterijen te laten ontstaan, het laten inleveren van vakantiedagen bij bedrijfsbezoek/ bedrijfsuitje en een onkostenvergoeding in te houden. Als gevolg hiervan heeft Baas in strijd met goed werkgeverschap gehandeld en komt haar geen beroep op het concurrentiebeding meer toe. Verder heeft Baas eerst bij brief van 25 mei 2007 een probleem gemaakt van het concurrentiebeding waardoor zij haar rechten heeft verwerkt en het naar redelijkheid en billijkheid ook onaanvaardbaar is dat Baas nog rechten aan het concurrentiebeding zou kunnen ontlenen.

10. Het concurrentiebeding dient vernietigd c.q. geschorst te worden omdat [eiser] bij het vinden van een andere baan ernstig nadeel zal ondervinden. Daarnaast geldt er een geheimhoudingsbeding welke mogelijke kennis van [eiser] inzake bedrijfsgeheimen beschermt.

11. De geografische reikwijdte van het concurrentiebeding dient gematigd te worden omdat [eiser] anders in het geheel niet in de koeltechnische branche werkzaam kan zijn en meer subsidiair dient Baas op grond van artikel 7:653 lid 4 BW ten titel van voorschot op een vergoeding een bedrag van € 30.000,– te voldoen.

12. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij de vordering omdat hij op dit moment niet in de branche solliciteert uit angst voor handhaving van het concurrentiebeding. Als gevolg hiervan is [eiser] brodeloos.

Het verweer
13. Baas betwist de vordering en voert – samengevat – het volgende als verweer aan.
Bij Baas zijn er geen andere afspraken bekend dan dat het concurrentiebeding is overeengekomen en geldende werking heeft. [eiser] heeft vanwege de financieel verslechterde situatie van Baas weliswaar meer klanten in zijn portefeuille gekregen maar er is geen sprake van een ingrijpende functiewijziging als gevolg waarvan het concurrentie-beding zwaarder is gaan drukken.

14. Baas heeft zich jegens [eiser] niet onbehoorlijk gedragen en [eiser] is niet anders behandeld dan zijn collega’s zodat er van strijd met goed werkgeverschap geen sprake is. Daarnaast is van rechtsverwerking ook geen sprake omdat [eiser] onder meer bij het gesprek van 11 mei 2007 gewezen is op de werking van het concurrentiebeding.
Nu [eiser] over vertrouwelijke bedrijfsmatige informatie beschikt en ook de persoonlijke contacten met klanten onderhield heeft Baas belang bij bescherming van haar bedrijfsdebiet en eerbiediging van het concurrentiebeding; thans is dan ook geen aanleiding om het concurrentiebeding te schorsen. De vordering tot vernietiging van het concurrentiebeding is in kort geding niet mogelijk vanwege het declaratoire karakter ervan.
Geografische beperking van het concurrentiebeding heeft geen zin omdat [eiser] klanten in het gehele land heeft bediend en er geen relatiebeding is overeengekomen. Het staat [eiser] krachtens het beding overigens ook vrij om bij een koeltechnisch bedrijf, anders dan groothandelsbedrijf in dienst te treden.
Het gevorderde voorschot op de vergoeding die [eiser] vordert is in het geheel niet onderbouwd.

15. Verder betwist Baas ook dat [eiser] spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen heeft omdat niet gesteld is dat [eiser] een concreet uitzicht heeft op indiensttreding bij een werkgever waarbij het concurrentiebeding een rol speelt.

De beoordeling van het geschil
16. Spoedeisend belang bij een in kort geding gevraagde voorziening is aanwezig wanneer niet van de eiser kan worden gevergd dat hij een bodemprocedure afwacht. Nu [eiser] ter zitting heeft aangevoerd dat hij niet in de branche durft te solliciteren uit angst voor rechtsmaatregelen en hierdoor brodeloos zal blijven is hiermee het spoedeisend belang van [eiser] bij de gevraagde voorziening gegeven.

17. Baas heeft gemotiveerd betwist dat tussen [eiser] en de voormalig directeur van Baas een afspraak is gemaakt over het niet van toepassing zijn van het concurrentiebeding. Uit de door [eiser] overgelegde e-mail van 27 juni 2007 blijkt onvoldoende dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Nu deze procedure zich niet leent voor bewijslevering gaat de kantonrechter er voorshands vanuit dat het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen en werking heeft.

18. De kantonrechter is van oordeel dat thans niet is komen vast te staan dat er zich een dusdanig belangrijke functiewijziging heeft voorgedaan als gevolg waarvan het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Het enkele gegeven dat [eiser] meer klanten is gaan bedienen leidt niet zonder meer tot de conclusie dat het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken. Nu verdere onderbouwing hiervan ontbreekt passeert de kantonrechter deze stelling van [eiser].

19. Niet is gebleken dat [eiser] door Baas eerst bij gedateerde brief van 25 mei 2007 aan het concurrentiebeding is gehouden. Tijdens de zitting hebben de heer [naam], algemeen directeur en de heer [naam], controller, namens Baas aangegeven dat [eiser] in een eerder gesprek op 11 mei 2007 op de werking van het concurrentiebeding is gewezen. [eiser] heeft zulks betwist, zodat op dit punt bewijslevering nodig zou zijn, waar de onderhavige procedure zich evenwel niet voor leent. Op basis hiervan kan thans niet worden vastgesteld dat er sprake is van rechtsverwerking.

20. Dat Baas zich als slecht werkgever heeft gedragen is niet gebleken. De door [eiser] ter zitting naar voren gebrachte voorbeelden kunnen die conclusie niet dragen. Vervanging van een 3,5 jaar oude bedrijfsauto kan van een werkgever niet als vanzelfsprekend worden beschouwd, van pesterijen en andere behandeling dan collega’s is niet gebleken en ook heeft Baas ter zitting toegezegd de onkostenvergoeding van € 400,– direct over te maken.

21. De subsidiaire vordering tot vernietiging van het concurrentiebeding is niet voor toewijzing vatbaar, nu daarmee de rechtsverhouding tussen partijen zou worden vastgesteld. De beslissing in kort geding zou daarmee niet meer voorlopig, maar declaratoir van karakter worden.

22. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de belangen van Baas om het concurrentiebeding in stand te houden zwaarder wegen dan de belangen van [eiser] bij schorsing ervan. [eiser] heeft immers zelf aangegeven veel contact met klanten te hebben en ter zitting is ook naar voren gekomen dat [eiser] Baas op bepaalde beurzen vertegenwoordigde. Voorts heeft [eiser] aangegeven alleen een baan in de koeltechnische branche te willen en bij een bedrijf gelijksoortig aan Baas in dienst te willen treden. Vrees voor benadeling aan de zijde van Baas ligt dan ook voor de hand. Daarnaast heeft [eiser] er zelf voor gekozen ontslag te nemen bij Baas zodat – voorshands – geoordeeld wordt dat de gevolgen van deze ontslagname (waaronder naleving van het concurrentiebeding) voor rekening en risico van [eiser] komen. Het feit dat er tussen partijen ook een geheimhoudingsbeding is overeengekomen staat er ook niet aan in de weg dat Baas geen belang zou hebben om vast te houden aan het concurrentiebeding.

23. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is aannemelijk dat de bodemrechter het concurrentiebeding, geheel dan wel gedeeltelijk zal handhaven, zodat de vordering van [eiser] tot schorsing van het concurrentiebeding zal worden afgewezen.

24. De meer subsidiaire vordering tot matiging en schorsing van de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding wordt eveneens afgewezen. Baas heeft namelijk onbetwist gesteld dat geografische beperking van het concurrentiebeding onvoldoende recht aan de omstandigheden doet omdat [eiser] in het gehele land klanten van Baas heeft bediend en er geen relatiebeding is overeengekomen. In de voorfase heeft Baas nog een poging gedaan om een relatiebeding overeen te komen in plaats van het concurrentiebedding hetgeen door [eiser] is afgewezen. Gelet op het landelijk op de markt opereren van Baas en het gegeven dat partijen geen relatiebeding meer zijn overeengekomen is het de kantonrechter voorshands aannemelijk dat een schorsing van de geografische beperking teveel afbreuk doet aan de werking van het concurrentiebeding.

25. [eiser] heeft het meer subsidiair gevorderde voorschot voor de duur van de beperking van het concurrentiebeding ondanks betwisting van Baas op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter is voorshands dan ook van oordeel dat er geen reden is om een voorschot aan [eiser] toe te kennen. [eiser] wordt immers niet zozeer in zijn mogelijkheden beperkt dat hij geen werkkring zal kunnen aanvaarden buiten Baas. Het is voldoende aannemelijk geworden dat er zowel binnen als buiten de koelbranche mogelijkheden zijn voor een werkkring voor [eiser].

26. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Beslissing
De kantonrechter:

wijst de gevraagde voorziening af;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Baas bepaald op € 400,00, aan salaris gemachtigde;

Tweede uitspraak

Eiseres vordert nakoming van een concurrentiebeding. Werknemer voert als verweer aan dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is, omdat er sprake is van een dusdanige ingrijpende functiewijziging dat het concurrentiebeding opnieuw overeengekomen had moeten worden. Kantonrechter overweegt, dat gelet op de aanzienlijke salarisverhoging en de aanmerkelijke positieverbetering van werknemer binnen het bedrijf in een relatief korte periode, voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een dusdanige functiewijziging dat werknemer niet onverkort aan het oude beding concurrentiebeding gehouden kan worden. Het concurrentiebeding had derhalve bij de functiewijziging opnieuw overeengekomen moeten worden

DE RECHTBANK TE ALKMAAR

KG nummer: 439/2003 FV
Uitspraak: 18 december 2003

De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HIGHTRON INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. A. de Groot,
advocaat mr. X,

tegen:

[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. C.H.P. de Boer,
advocaat mr. Y.

Partijen worden hierna ook genoemd Hightron en [gedaagde].

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter terechtzitting van 8 december 2003 heeft Hightron gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.

[Gedaagde] heeft de vordering bestreden.

Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van Hightron de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.

De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

DE BEHANDELING VAN DE ZAAK

1. De uitgangspunten

1.1. Hightron is een bedrijf dat zich onder andere bezig houdt met het beschikbaar stellen van personeel aan diverse gezondheidscentra en ambulancediensten. Hightron is met name gespecialiseerd in het leveren van personeel voor intensive care, coronary care, operatiekamers en ambulancediensten.
1.2. Op 1 maart 1999 is [gedaagde] in dienst getreden van Hightron in de functie van intercedent medisch. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Dit luidt als volgt:

“9. Het is de werknemer niet toegestaan binnen 12 maanden na het beëindigen van deze arbeidsovereenkomst bij een onderneming in dienst te treden welke in aard en soort gelijkwaardige activiteiten onderneemt als Hightron International. Hieronder vallen ook uitzendorganisaties. (…).”

1.3. Per 21 augustus 2002 bekleedde [gedaagde] de functie van adjunct-directeur bij Hightron.
1.4. De arbeidsovereenkomst is op 29 september 2003 op verzoek van Hightron door de kantonrechter te Haarlem per 1 oktober 2003 ontbonden.

2. De vordering en de standpunten van partijen

2.1. Hightron vordert thans, zakelijk weergegeven, nakoming van het concurrentiebeding op straffe van verbeurte van een dwangsom van 10.000,- euro per dag, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
2.2. Hightron stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] in 2002 en 2003 diverse handelingen verricht heeft om zowel bij klanten van Hightron als bij diverse werknemers goodwill voor zichzelf op te bouwen en dat [gedaagde] deze goodwill thans gebruikt om een onderneming te beginnen waarvan de activiteiten van gelijke aard zijn als die van Hightron op medisch gebied. Voorts betoogt Hightron dat [gedaagde] na beëindiging van de arbeidsovereenkomst verscheidene werknemers van Hightron heeft benaderd met de vraag of zij bereid zijn om bij de onderneming van [gedaagde] in dienst te treden. Bovendien voert Hightron aan dat [gedaagde] nadien ook diverse klanten van Hightron heeft benaderd. Dit handelen is in strijd met het concurrentiebeding en onrechtmatig, aldus Hightron.
2.3. Het concurrentiebeding bevat weliswaar niet letterlijk de bepaling dat het [gedaagde] verboden is om een eigen onderneming te starten, maar Hightron betoogt dat dit wel onder de bewoordingen van het concurrentiebeding moet worden begrepen. Daarnaast voert Hightron aan dat zij onbillijk benadeeld wordt door de overtreding van het concurrentiebeding aangezien [gedaagde] kennis draagt van alle bedrijfsgeheimen en persoonlijk contact had met klanten en andere relaties van Hightron.
2.4. [Gedaagde] erkent dat hij doende is een eigen onderneming te beginnen, doch betwist dat hij daarmee handelt in strijd met het concurrentiebeding. [Gedaagde] voert hiertoe aan dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is, omdat dat beding was overeengekomen toen hij als intercedent medisch bij Hightron werkte en hij laatstelijk daar als adjunct-directeur werkzaam was. [Gedaagde] betoogt dat er sprake is geweest van een dusdanige functiewijziging dat het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden.
2.5. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voorzover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.

3. De gronden van de beslissing

3.1. Kern van het geschil is de beantwoording van de vraag of [gedaagde] gehouden is aan het concurrentiebeding. [Gedaagde] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat dit niet het geval is, omdat er na het overeenkomen van het concurrentiebeding een dusdanige functiewijziging heeft plaatsgevonden dat dat beding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden.
3.2. Uitgangspunt in deze is dat een concurrentiebeding opnieuw moet worden overeengekomen indien de wijziging van de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst van zo ingrijpende aard is dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Genoegzaam is komen vast te staan dat [gedaagde] in de functie van intercedent medisch zich voornamelijk bezighield met het samenbrengen van oproepkrachten, voornamelijk ambulancepersoneel, en opdrachtgevers/ambulancediensten. Daar komt bij dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld heeft dat hij in de functie van adjunct directeur de algemene leiding had over de afdeling Medical Services.
3.3. Voorts is komen vast te staan dat het salaris van [gedaagde] bij aanvang van zijn dienstverband ongeveer 2.268,90 euro (f. 5.000,-) bruto per maand bedroeg en dat in de functie van adjunct directeur zijn salaris 7.686,- euro (f. 16.937,72) bruto per maand bedroeg. Gelet op deze aanzienlijke salarisverhoging en de aanmerkelijke positieverbetering van [gedaagde] binnen het bedrijf in een relatief korte periode, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een dusdanige functiewijziging dat [gedaagde] niet onverkort aan het oude beding gehouden kan worden.
3.4. Het concurrentiebeding had derhalve bij de functiewijziging opnieuw overeengekomen moeten worden, waarmee het verweer van [gedaagde] doel treft. Eerst ter zitting heeft Hightron nog aangevoerd dat het handelen van [gedaagde] ook zonder concurrentiebeding als een onrechtmatige daad is te kwalificeren. Hightron heeft echter uitsluitend de nakoming van het concurrentiebeding gevorderd op straffe van een dwangsom. Nu het bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst gesloten concurrentiebeding zijn werking heeft verloren en partijen geen nieuw concurrentiebeding zijn overeengekomen, ligt de vordering van Hightron, gelet op haar tot het concurrentiebeding beperkte inhoud, voor afwijzing gereed.
3.5. Hightron wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding.

DE BESLISSING

De voorzieningenrechter:

– weigert de gevorderde voorziening;

– veroordeelt Hightron in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op 205,- euro aan verschotten en op 704,- euro aan salaris van de procureur.
– verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

(bron:www.rechtspraak.nl)