Schadevergoeding, voordeel
Artikel 6:100 BW bepaalt – kort gezegd – dat indien een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel heeft opgeleverd, dit voordeel, voor zover dit redelijk is, in mindering dient te worden gebracht op de te vergoeden schade.
Bij beoordeling van de vraag of eenzelfde gebeurtenis die voor een benadeelde schade heeft opgeleverd, voor de benadeelde tevens een voordeel heeft opgeleverd dat bij de vaststelling van de te vergoeden schade in rekening moet worden gebracht, dient de rechter in de eerste plaats te onderzoeken of het gestelde voordeel in voldoende causaal verband staat met de schadebrengende gebeurtenis.
De rechter is vervolgens vrij bepaalde voordelen niet in rekening te brengen indien hem dat niet redelijk voorkomt. Voorts dient tot uitgangspunt te worden genomen dat van voordeelstoerekening slechts sprake kan zijn indien een voordeel werkelijk is genoten, of naar redelijke verwachtingen daadwerkelijk genoten zal worden.
Een en ander is in overeenstemming met de strekking van de wet, erop neerkomende dat aan de benadeelde het feitelijk nadeel dat voor hem uit een tot schadevergoeding verplichtende gebeurtenis voortvloeit, wordt vergoed (zie HR 1 februari 2002, NJ 2002, 122). Het begrip “zelfde gebeurtenis” dient in dit verband volgens rechtspraak van de Hoge Raad eng te worden opgevat, waarbij dient te worden vastgesteld of het gestelde voordeel in voldoende causaal verband staat met de schadebrengende gebeurtenis (zie HR 11 februari 2000, NJ 2000, 275 en HR 1 februari 2002, NJ 2002, 122). (bron:www.rechtspraak.nl)