Ontslag bij ziekte / Ontslag advocaat
Mag ontslag bij ziekte? Tijdens ziekte geldt voor twee jaar een ontslagverbod. Na afloop van deze 2 jaar mag werkgever een zieke werknemer bovendien uitsluitend ontslaan wanneer geen herstel is te verwachten binnen 26 weken.
In afwijking van het voorgaande mag de werkgever de werknemer tijdens de eerste twee jaar van ziekte wel ontslaan indien:
(a) de bedrijfsactiviteiten worden beëindigd; of,
(b) werknemer wordt ontslagen op staande voet; of
(c) werknemer wordt ontslagen tijdens de proeftijd; of
(d) werknemer ziek wordt nadat de aanvraag voor een ontslag vergunning door het UWV WERKbedrijf is ontvangen; of
(e) werknemer weigert mee te werken aan zijn re-integratie;
(f) bovendien kan de werkgever altijd – dus ook tijdens de twee jaar waarin het ontslag verbod geldt – naar de kantonrechter gaan met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In dat geval zal de kantonrechter het ontbindingsverzoek – gelet op het ontslagverbod – echter met de nodige terughoudend betrachten. Bovendien zal de kantonrechter, wanneer de reden voor het ontbindingsverzoek is gelegen in de ziekte van de werknemer, in het algemeen ‘reflexwerking’ toekennen aan het ontslagverbod en de arbeidsovereenkomst om die reden niet ontbinden;
(g) ten slotte is een ontslag tijdens ziekte doordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in die periode eindigt ook rechtsgeldig. De arbeidsovereenkomst (het arbeidscontract) behoeft bij ziekte niet te worden verlengd!
Voor snel en direct advies en bijstand (rechtshulp en rechtsbijstand) omtrent ziekte ontslag kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Bel ons nu op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Daarvoor brengen wij u vanzelfsprekend geen kosten in rekening. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.
De ontslag bij ziekte zaak die wij in het navolgende bespreken, gaat over het volgende:
Werknemer heeft een alcoholverslaving met kwalijke gevolgen voor zijn functioneren op het werk. Werkgever biedt begeleiding aan bij opname in een ontwenningskliniek op voorwaarde dat werknemer akkoord gaat met ontslag. Werknemer stemt aanvankelijk in.
In deze zaak ging het niet om (de beoordeling van) een ontslag, dat wil zeggen een eenzijdige beëindiging door middel van opzegging van de arbeidsovereenkomst maar om een door beide partijen gesloten overeenkomst tot beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter oordeelde dat om die reden het ontslagverbod tijdens ziekte niet aan de orde is.
Uitspraak
Rechtbank Alkmaar
Sector kanton – locatie Den Helder
Vonnis in kort geding
De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
[werknemer], wonende te Den Helder
eisende partij in kort geding
verder ook te noemen: [werknemer]
[toevoeging aangevraagd]
gemachtigde: mr. X,
tegen:
de besloten vennootschap Scheepswerf Visser B.V. te Den Helder
gedaagde partij in kort geding
verder ook te noemen: de Scheepswerf
gemachtigde: mr. Y.
Het procesverloop
[Werknemer] heeft bij dagvaarding d.d. 17 maart 2005 een voorziening gevorderd.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 31 maart 2005, alwaar zijn verschenen [werknemer] en namens de Scheepswerf [algemeen directeur], algemeen directeur; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
[Werknemer] heeft de vordering bij monde van zijn gemachtigde toegelicht aan de hand van pleitnotities. De Scheepswerf heeft tegen de vordering verweer doen voeren aan de hand van pleitnotities. De Scheepswerf heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog drie producties in het geding gebracht.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Na afloop van de behandeling is heden uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
1. [Werknemer] is sinds 18 augustus 1980 bij de Scheepswerf in dienst krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van weg- en watertransportmedewerker, zulks tegen een salaris van (thans) € 2.212,80 per vier weken.
2. [Werknemer] kampt in elk geval sedert 1997 met regelmatig optredende en ernstige problemen als gevolg van overmatig alcoholgebruik. Zijn alcoholverslaving heeft een kwalijke invloed op zijn functioneren als werknemer. Een en ander heeft geleid tot riskante of onveilige situaties, oncollegiaal gedrag en een hoog verzuim. [Werknemer] heeft diverse behandelprogramma’s gevolgd, maar deze nimmer met succes afgerond.
3. De Scheepswerf heeft [werknemer] diverse malen (schriftelijk) gewaarschuwd, laatstelijk in juli 2004, dat bij niet volgen en met succes volbrengen van een behandelprogramma ontslag zou volgen.
4. Op 11 oktober 2004 heeft tussen partijen een bespreking plaatsgevonden, welke bij brief van 12 oktober 2004 door de Scheepswerf aan [werknemer] als volgt is bevestigd:
“Geachte heer [werknemer],
Ingevolge het gesprek tussen u, ondergetekende en [naam] van maandag 11 oktober ‘04 bevestigen wij u als volgt:
– U geeft aan geholpen te willen worden, met uw probleem van drankgebruik.
– Voor een volledige en ons inziens doeltreffende behandeling neemt u contact op met dhr. [broer algemeen directeur] te Hilversum.
– Met hem neemt u uw probleem door en hij zal u begeleiden voor een opname in een ontwenningskliniek.
– Voor deze behandeling is het echter noodzaak dat u bij ons uit dienst treedt.
– Hiervoor dient u bijgaande verklaring te ondertekenen, die op een nader te bepalen datum zal ingaan.
– Weigert u echter op dit aanbod in te gaan, en deze verklaring te ondertekenen, dan zal een ontslagprocedure via het CWI ingang gezet worden.
Deze brief zal u aangetekend met ontvangstbevestiging worden verstuurd.
U hier voldoende mee geïnformeerd te hebben.”
5. De in deze brief bedoelde overeenkomst is 14 dagen later door partijen ten kantore van de Scheepswerf ondertekend, en luidt als volgt:
“De ondergetekenden,
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Scheepswerf Visser BV” gevestigd te Den Helder aan het Ankerpark 2, hierna te ook te noemen als “werkgever”, ten deze ingevolge haar statuten vertegenwoordigd door dhr. [algemeen directeur]
En
Dhr. [werknemer] wonende [adres], [postcode] te Den Helder, hierna te noemen “werknemer” verklaren het volgende te zijn overeengekomen
– Het arbeidscontract aangegaan dd. 18 augustus 1980, tussen dhr. [werknemer] en Scheepswerf Visser BV, wordt m.i.v. 1 november 2004 ontbonden.
– Scheepswerf Visser BV draagt in het jaar 2004 nog zorg voor 1 betaling van periode 12, waarin alle gewerkte dagen tot 1 november 2004, en het opgebouwde vakantiegeld en de snipper- en adv-uren verrekend worden.
– Daarnaast draagt werf zorg voor betaling van 2 periodesalarissen, zonder toeslagen, waarop de normale inhoudingen van toepassing zijn.
– Deze betalingen wordt uitgevoerd als onverplichte betaling onder het beding van “finale kwijting” van alle rechten en plichten, die Scheepswerf Visser BV, ten aanzichte van dhr. [werknemer] op grond van het overeengekomen arbeidscontract zou moeten hebben.
– Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
– Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend te Den Helder op 26 oktober ‘04.”
6. De Scheepswerf heeft het loon doorbetaald tot 1 januari 2005.
7. Bij brief van 17 januari 2005 heeft de advocaat van [werknemer] de nietigheid van het ontslag dan wel vernietigbaarheid van vorenbedoelde overeenkomst ingeroepen.
Het geschil
8. [Werknemer] vordert, bij wege van voorziening ex artikel 254 lid 4 BRv, kort gezegd, wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, doorbetaling van loon met ingang van 1 januari 2005 en veroordeling van de Scheepswerf in de proceskosten. Hij stelt daartoe dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig is geëindigd, immers in strijd met het wettelijk opzegverbod tijdens ziekte en onder misbruik van omstandigheden van de Scheepswerf.
9. De Scheepswerf heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hieronder zonodig nader wordt ingegaan.
De beoordeling
10. De kantonrechter stelt voorop dat het in deze procedure niet gaat om (de beoordeling van) een ontslag, dat wil zeggen een eenzijdige beëindiging door middel van opzegging van de arbeidsovereenkomst maar om een door beide partijen gesloten overeenkomst tot beëindiging van het dienstverband. Dat betekent dat het wettelijk verbod om de arbeidsovereenkomst wegens ziekte op te zeggen niet aan de orde is. Evenmin is van belang en behoeft te worden beoordeeld of van de Scheepswerf, gelet op de ernst en de duur van het drankmisbruik van [werknemer], de gevolgen daarvan voor zijn functioneren en de wijze waarop de Scheepswerf zich in het verleden jegens [werknemer] heeft opgesteld, (nog langer) gevergd kon of kan worden om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren dan wel of een en ander een gegronde reden oplevert voor ontslag of ontbinding van de arbeidsovereenkomst; de Scheepswerf heeft daar immers om haar moverende redenen niet voor gekozen.
11. De kantonrechter gaat er verder vanuit dat een ernstige en langdurige alcoholverslaving als hier aan de orde, indien en voorzover [werknemer] daardoor niet geschikt is tot het (behoorlijk) verrichten van arbeid, arbeidsongeschiktheid oplevert in de zin van artikel 7:629 lid 1 BW. Daarvan is in elk geval sprake geweest vanaf begin oktober 2004, ook volgens de Scheepswerf, die hem op dat moment bij de Arbo-dienst ziek gemeld heeft omdat hij volgens haar op het werk niet meer te handhaven was. Die situatie was, naar de kantonrechter aanneemt, op het moment dat [werknemer] de beëindigingovereenkomst tekende niet anders. Het ligt immers niet voor de hand om te veronderstellen dat daarin op dat moment, slechts twee weken na de ziekmelding en zonder enige behandeling, zodanige verbetering was opgetreden dat hij in staat kon worden geacht om zijn arbeid behoorlijk te verrichten. De mededeling van [werknemer] dat hij beschikbaar is om arbeid te verrichten neemt de kantonrechter dan ook niet serieus.
12. Reeds wegens die arbeidsongeschiktheid verkeerde [werknemer] in een kwetsbare positie. Daarbij is aannemelijk dat hij getekend heeft niet zozeer omdat hij definitief geen prijs meer stelde op verdere voortzetting van het dienstverband, maar omdat hij daardoor (via de bemiddeling van de broer van de directeur van de Scheepswerf die dominee is) met voorrang of met meer zekerheid in aanmerking zou komen voor een opname in een kliniek voor de behandeling van zijn alcoholverslaving; de Scheepswerf legt dit verband zelf met zoveel woorden in haar begeleidende brief. Het valt evenwel niet in te zien waarom die behandeling niet gedurende het dienstverband in het kader van zijn arbeidsongeschiktheid had kunnen plaatsvinden, zoals de Scheepswerf aanvankelijk ook voor ogen stond, getuige de inhoud van haar brief aan [werknemer] van 6 oktober 2004. Evenmin vermag de kantonrechter in te zien waarom een dergelijke bemoeienis in de privé-sfeer, ingegeven door de familierelatie die bestaat tussen [werknemer] en de directeur van de Scheepswerf (volle neef) en de omstandigheid dat [werknemer] de zoon is van de vroegere directeur van de Scheepswerf, het directe einde van het dienstverband zou rechtvaardigen. Anders gezegd, de overeenkomst was in hoge mate nadelig voor [werknemer] en het enkele feit dat hij twee extra maanden salaris meekreeg maakt dat niet anders. Door in te stemmen met deze door de Scheepswerf bedachte en op papier gezette regeling heeft [werknemer] afstand gedaan van zijn mogelijke ontslagbescherming en aanspraak op een werkloosheidsuitkering en het is aannemelijk dat hij zich van die nadelige gevolgen, waarop hij door de Scheepswerf in elk geval niet (duidelijk) is gewezen, niet (goed) bewust is geweest.
13. Een en ander is voldoende reden om aan te nemen dat de bodemrechter misbruik van omstandigheden zal aannemen en de vaststellingsovereenkomst niet geldig zal achten. Het gevolg daarvan is dat vooralsnog aangenomen moet worden dat de arbeidsovereenkomst is blijven voortbestaan. Hetzelfde geldt voor de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, zodat de Scheepswerf in beginsel het loon moet doorbetalen. De omstandigheid dat [werknemer], zoals hij ter zitting onweersproken heeft gesteld, met ingang van 4 april 2005 kan en zal worden opgenomen in eerdergenoemde kliniek maakt dat niet anders. Integendeel; voor stopzetting van loonbetaling tijdens ziekte zou juist grond zijn als [werknemer] zich niet liet opnemen ter behandeling van zijn alcoholverslaving (art 7:629 lid 3 onder b BW). De toestand van [werknemer] en zijn huidige opname staat overigens wel in de weg aan de gevorderde tewerkstelling, welk onderdeel van de vordering dan ook niet toewijsbaar is.
14. Gelet op deze uitslag zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
Veroordeelt de Scheepswerf tot loondoorbetaling aan [werknemer] vanaf 1 januari 2005 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseert de kosten van het geding in dier voege dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
(bron: www.rechtpraak.nl)
Ontslag op staande voet tijdens ziekte.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, na wijziging van zijn eis, (door)betaling van [appellante] gevorderd van a. het loon over (een deel) van juni 2006 en juli 2006, te vermeerderen met de wettelijke rente, b. de wettelijke verhoging over het loon over juni 2006 en over niet tijdig uitbetaalde vakantietoeslag, c. een vergoeding voor 24 niet-genoten vakantiedagen, te vermeerderen met wettelijke rente en d. een deugdelijke specificatie met betrekking tot de onder a tot en met c vermelde posten.