Ontbinding arbeidsovereenkomst – opzegtermijn
Ontbinding arbeidsovereenkomst / opzegtermijn. Onlangs heeft zowel de kantonrechter Breda als de kantonrechter Zwolle geoordeeld over ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de opzegtermijn. Beide rechters kantonrechter wijzen het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af (zie www.rechtspraak.nl / LJN BK8267 en LJN BK9210.
Van belang is allereerst op te merken dat het UWV WERKbedrijf geen ontslagvergoeding kan toekennen. Omdat de kantonrechter wel een ontslagvergoeding kan toekennen wordt door werknemers, wanneer door de werkgever een aanvraag ontslag vergunning is ingediend bij het UWV WERKbedrijf, nog al eens een verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter om langs die weg een ontslagvergoeding te verkrijgen.
In de zaak die diende voor de kantonrechter Breda had werkgeefster bij het UWV WERKbedrijf een ontslagvergunning voor werknemer aangevraagd op grond van bedrijfseconomische redenen en had werknemer in die procedure inhoudelijk verweer gevoerd, waarna bij beslissing van 28 oktober 2009 het UWV WERKbedrijf toestemming had verleend om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Werkgever had vervolgens bij brief van 29 oktober 2009 de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 maart 2010.
Werknemer heeft gelijktijdig een verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst ingediend waarin hij stelt, dat werkgeefster blijkbaar bewust heeft gekozen voor een ontslag via het UWV WERKbedrijf zonder daarbij als goed werkgever zorg te dragen voor een ontslagvergoeding (een adequate voorziening met betrekking tot de risico’s en nadelige gevolgen voor werknemer van het ontslag). Gelet op zijn leeftijd alsmede de zeer selectieve arbeidsmarkt met hoge functie-eisen is het arbeidsmarktperspectief van werknemer weinig rooskleurig te noemen. Werknemer maakt aanspraak op een ontslagvergoeding van € 122.728,12 bruto (correctiefactor 1,5).
De kantonrechter Breda oordeelt dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 11 december 2009 heeft overwogen als volgt: “De opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft in beginsel tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst eindigt met ingang van de datum waartegen is opgezegd. De arbeidsovereenkomst duurt derhalve voort tot die datum, hetgeen meebrengt dat deze tot die datum nog ontbonden kan worden, indien daartoe grond bestaat. Nu echter de arbeidsovereenkomst als gevolg van de opzegging nog maar een beperkte looptijd heeft, zal de ontbinding slechts voor die beperkte looptijd effect (kunnen) hebben. Dit brengt mee dat voor de toewijsbaarheid van een desbetreffend, op verandering in de omstandigheden gegrond verzoek van de werknemer bepalend is of sprake is van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een nog eerder tijdstip dan waartegen is opgezegd, behoort te eindigen, en dat ook de ontbindingsvergoeding van art. 7:685 lid 8 bepaald moet worden met inachtneming van het uitgangspunt dat de arbeidsovereenkomst reeds is beëindigd met ingang van de datum waartegen is opgezegd. De vraag of de ontslagen werknemer ook aanspraak kan maken op een vergoeding ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de opzegging, dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in art. 7:681 BW.”
De kantonrechter overweegt vervolgens, dat wil in een situatie als de onderhavige een ontbindingsverzoek toegewezen kunnen worden, er aldus sprake dient te zijn van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een nog eerder tijdstip behoort te eindigen dan waartegen is opgezegd. Werknemer heeft aangevoerd dat het ontslag voor hem een onzekere en stresserende situatie met zich meebrengt en dat hij daarom een zwaarwegend belang heeft om op korte termijn zekerheid te krijgen omtrent zijn materiële en financiële gevolgen. Dit argument, hoe invoelbaar overigens ook, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet als een zodanige verandering worden aangemerkt, waarop de Hoge Raad blijkens zijn uitspraak het oog heeft.
De kantonrechter wijst om deze reden het verzoek af.
In de zaak die diende voor de kantonrechter Zwolle had werkgeefster op 16 september 2009 aan het UWV Werkbedrijf toestemming gevraagd om de arbeidsverhouding te mogen opzeggen. Tijdens die procedure had werknemer een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Nadat het UWV de gevraagde toestemming had verleend heeft werkgeefster de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd tegen 1 februari 2010.
Werknemer heeft aan het door hem ingediend verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten grondslag gelegd dat hem een vergoeding behoort te worden toegekend omdat hij na 19 jaar trouwe dienst door het ontslag groot nadeel dreigt op te lopen aangezien hij, gelet op zijn zeer beperkte scholing (LEAO), een slechte positie op de arbeidsmarkt heeft.
De kantonrechter Zwolle oordeelt op grond van artikel 7:685 BW ieder van de partijen zich te allen tijde tot de kantonrechter kan wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dat verzoek zal dan wel moeten steunen op gewichtige redenen, zijnde dringende redenen dan wel veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
De kantonrechter Zwolle oordeelt vervolgens, dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkgever in beginsel tot gevolg heeft dat die overeenkomst eindigt met ingang van de datum waartegen is opgezegd. Omdat de arbeidsovereenkomst derhalve nog tot die datum voortduurt, kan deze tot die datum worden ontbonden. Nu echter de arbeidsovereenkomst als gevolg van de opzegging nog maar een beperkte looptijd heeft, kan de ontbinding slechts voor die beperkte looptijd effect hebben. Dit brengt mee dat voor de toewijsbaarheid van een desbetreffend, op verandering in de omstandigheden gegrond verzoek van de werknemer bepalend is of sprake is van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een nog eerder tijdstip dan waartegen is opgezegd, behoort te eindigen. Deze veranderingen in de omstandigheden zullen op enigerlei wijze betrekking moeten hebben op de arbeidsverhouding en/of de invulling daarvan. Het achterwege blijven van een vergoeding op het moment dat de arbeidsverhouding eindigt, voldoet niet aan die voorwaarde.
De kantonrechter volgt werknemer niet in zijn betoog dat de aankondiging van het ontslag zonder vergoeding voor hem zodanige onzekerheid over zijn financiële situatie meebrengt dat daarin door middel van een beslissing van de kantonrechter zo snel mogelijk duidelijkheid moet worden geschapen. Dit kan niet worden aangemerkt als een verandering in de omstandigheden als bedoeld in artikel 7:685 BW. De financiële situatie van werknemer na zijn ontslag, respectievelijk onzekerheid daarover, is geen aspect van de arbeidsverhouding, noch heeft het daar op enigerlei wijze betrekking op. Er is aldus geen sprake van omstandigheden die maken dat van werknemer niet gevergd kan worden dat de arbeidsrelatie blijft voortduren tot de aangezegde ontslagdatum. Dit geldt te meer omdat de door werknemer verzochte ontbindingsdatum slecht een dag eerder ligt dan de ontslagdatum.
Ook dit ontbindingsverzoek is derhalve afgewezen.
Mocht u omtrent een ontbinding arbeidsovereenkomst vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en arbeidsrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.