Opzegging duurovereenkomst

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 9 februari 2016 (ECLI:GHARL:2016:970) arrest gewezen over de opzegging van een duurovereenkomst. Het ging in deze zaak om de opzegging van een samenwerking sinds 1994 met betrekking tot schoonmaakwerkzaamheden. Het Hof heeft geoordeeld dat het bij de opzegging van een duurovereenkomst niet zonder meer vereist is dat er sprake is van zwaarwegende gronden. Voor de opzegtermijn heeft het Hof aansluiting gezocht bij de termijn die partijen hanteerde bij de werkbonnen.

“5.4
De rechtbank heeft in het midden gelaten of in het onderhavige geval een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging vereist is en vervolgens geoordeeld dat een zodanige grond wel aanwezig is. Indien het bezwaar van TCS tegen dat laatste oordeel zou slagen, dan dient alsnog te worden beoordeeld of de feiten en omstandigheden van het geval meebrengen dat voor opzegging een voldoende zwaarwegende grond aanwezig dient te zijn. Naar het oordeel van het hof heeft TCS niet, althans onvoldoende, onderbouwd gesteld dat in het onderhavige geval voor opzegging een zwaarwegende grond is vereist. De enkele omstandigheid dat partijen vanaf 1994 met elkaar hebben samengewerkt en dat, naar namens TCS ter comparitie is verklaard en door Ditshuizen is betwist, de omzet van TCS voor ongeveer 60% bestond uit de opdrachten van Ditshuizen, acht het hof daartoe niet voldoende. Vergelijk HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4163, Auping/Beverslaap. In die zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de door het hof aangenomen omstandigheden (een relatie van 8,5 jaar en een omzet die in grote mate afhankelijk was van de opdrachtgever) niet zonder meer meebrengen dat een zwaarwegende grond voor de opzegging van de bestaande commerciële relatie aanwezig moet zijn. Die omstandigheden kunnen eventueel wel meebrengen dat een langere opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat een (schade)vergoeding aangeboden moet worden, aldus de Hoge Raad. Gelet op dit laatste zal het hof hetgeen in de toelichting op de onderhavige grief is aangevoerd betrekken bij de bespreking van grief 3, die tot inzet heeft dat een opzegtermijn in acht had moeten worden genomen.
[…]

5.7
Het hof overweegt dat ten tijde van de opzegging partijen reeds 16 jaar met elkaar samenwerkten. Uit de stukken blijkt voorts dat Ditshuizen een belangrijke opdrachtgever was voor TCS. Een en ander brengt naar het oordeel van het hof mee dat Ditshuizen in beginsel een opzegtermijn in acht had moeten nemen. In gelijke zin heeft de advocaat van Ditshuizen verklaard ter comparitie in eerste aanleg. Nu Ditshuizen aan TCS voor een periode van zes weken werkbonnen pleegde te verstrekken (zie r.o. 3.4) en gelet op hetgeen partijen ter zake hebben gesteld (akte na comparitie van Ditshuizen onder 21 en antwoordakte van TCS onder 20) acht het hof een opzegtermijn van zes weken redelijk.”