Ontslag politieambtenaar – zeer ernstig plichtsverzuim
Ontslag politieambtenaar omdat hij zich schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim.
Bent u ambtenaar en hebt u omtrent ambtenarenrecht en/of ontslag vragen dan wel behoefte aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en ambtenarenrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.
Uitspraak
02/4926 AW-E
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
de erven en/of rechtverkrijgenden van [betrokkene], gewoond hebbend te [woonplaats], appellanten,
en
de Korpsbeheerder van de politieregio [politieregio], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
[betrokkene], hierna: betrokkene, heeft op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 14 augustus 2002, nr. 99/1135 AW, waarnaar hierbij wordt gewezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 13 mei 2004. Namens appellanten zijn verschenen de weduwe van betrokkene, met bijstand van zuster van betrokkene. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. X, werkzaam bij de politieregio [politieregio].
II. MOTIVERING
1. Voor een uitvoeriger uiteenzetting van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hier wordt volstaan met het navolgende.
1.1. Naar aanleiding van een aangifte van M. in verband met ontuchtige handelingen en het misbruik maken van gezag waaraan betrokkene zich jegens haar schuldig zou hebben gemaakt, is een strafrechtelijk en een tuchtrechtelijk onderzoek ingesteld naar betrokkene. De conclusies van het tuchtrechtelijk onderzoek zijn vermeld in een brief van 20 oktober 1997 van gedaagde aan betrokkene.
1.2. Bij besluit van 9 juli 1998 is betrokkene strafontslag verleend onder toepassing van artikel 77, eerste lid, en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Aan dat ontslag is ten grondslag gelegd dat betrokkene als politieambtenaar een aantal vrouwen seksueel heeft benaderd dan wel daadwerkelijk een seksuele relatie met hen is aangegaan. Betrokkene heeft volgens gedaagde onvoldoende scheiding aangebracht tussen zijn hoedanigheid van ambtenaar van politie en zijn persoonlijke belangstelling voor vrouwen. Hij heeft de functionele hoedanigheid ernstig misbruikt om seksueel contact te krijgen met vrouwen met emotionele of psychische problemen. Hij heeft herhaaldelijk misbruik gemaakt van het vertrouwen dat deze vrouwen in hem als ambtenaar van politie hadden. Daarmee heeft betrokkene zowel zijn eigen aanzien als dat van het regionaal politiekorps [politieregio] ernstig geschonden. Hij heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim, waarop als reactie slechts de straf past van onvoorwaardelijk ontslag. Bij het bestreden besluit van 8 juni 1999 is het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 9 juli 1998 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit van 8 juni 1999 ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren gebracht overweegt de Raad het volgende.
3.1. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van het Barp kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft. Volgens het tweede lid van die bepaling omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
3.2. Betrokkene heeft de feitelijke juistheid van de verklaringen van de betrokken vrouwen bestreden. Hij heeft voorts naar voren gebracht dat de afloop van de tegen hem gevoerde strafzaak van doorslaggevende betekenis is te achten.
3.3. De Raad is van oordeel dat gedaagde op goede gronden heeft vastgesteld dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim in de zin van artikel 76, eerste lid, van het Barp.
3.3.1. Aan het strafontslag liggen de bevindingen ten grondslag van gedaagdes Bureau Interne Onderzoeken, welke bevindingen zijn gebaseerd op eigen onderzoek en op met toestemming van de Officier van Justitie verkregen stukken afkomstig uit het straf-rechtelijk onderzoek tegen betrokkene. De Raad heeft in hetgeen van de kant van betrokkene naar voren is gebracht geen aanleiding gezien voor twijfel aan de juistheid van de feiten die gedaagde aan het strafontslag ten grondslag heeft gelegd. Zo bevestigen de -onder ede- in het strafrechtelijk onderzoek afgelegde verklaringen van de vrouwen M., D., en V., de resultaten van het tuchtrechtelijk onderzoek. Naar aanleiding van hetgeen ter zitting namens appellanten naar voren is gebracht overweegt de Raad dat hij geen enkel blijk van vooringenomenheid heeft ontwaard bij de onderzoekers die het tuchtrechtelijk onderzoek hebben verricht.
3.3.2. Voorts acht de Raad van belang dat het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 7 februari 2001 bewezen heeft verklaard dat betrokkene zich, gezien de hem ook door gedaagde verweten handelingen, schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en hem veroordeeld heeft tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden alsmede tot dienstverlening. Dit oordeel van het gerechtshof is mede gebaseerd op de eerder bedoelde verklaringen van de desbetreffende vrouwen. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep tegen dit arrest verworpen. Ook gezien het resultaat van de strafrechtelijke vervolging staat voor de Raad voldoende vast dat betrokkene de hem door gedaagde verweten handelingen heeft gepleegd.
3.4. Met de rechtbank is de Raad dan ook van oordeel dat gedaagde bevoegd was betrokkene disciplinair te straffen. Ingevolge artikel 77, eerste lid, en onder j, van het Barp kan als straf worden opgelegd: ontslag. De Raad is van oordeel dat het bij het bestreden besluit gehandhaafde ontslagbesluit niet onevenredig is aan het plichtsverzuim, gezien de aard en de ernst van de gedragingen en de betekenis hiervan voor het functioneren van betrokkene binnen de politiedienst alsmede de door gedaagde terecht gestelde eisen aan betrouwbaarheid en integriteit van politie-ambtenaren als betrokkene.
4. Gezien het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
(bron: www.rechtspraak.nl)
Mocht u omtrent ambtenarenrecht en/of ontslag vragen hebben dan wel behoefte hebben aan direct advies of bijstand (hulp), kunt u altijd kosteloos contact opnemen met ons advocatenkantoor. Dit gaat snel en u krijgt direct een van onze ontslag en ambtenarenrecht advocaten aan de telefoon. Wij zijn specialist op dit terrein. Bel ons nu tegen op 030 252 35 20 of tot 22.00 uur op 030 252 35 20. Een eerste telefonisch advies is altijd kosteloos.