Afgebroken onderhandelingen aanneemovereenkomst schadeplichtigheid?
In deze zaak is aan de rechtbank ter toetsing voorgelegd of partijen een bindende overeenkomst (van aanneming van werk) tot stand is gekomen. De aannemer had in deze zaak een offerte/opdrachtbevestiging aan de opdrachtgever toegestuurd met verzoek deze binnen een termijn van vier weken getekend te retourneren. Ondanks herhaalde en aangetoonde toezeggingen van opdrachtgever dat de offerte zou worden getekend en geretourneerd, is opdrachtgever hiertoe niet over gegaan.
Opdrachtgever stelt zich uiteindelijk op het standpunt dat geen overeenkomst tot stand is gekomen en zij de aannemer dan ook niets verschuldigd is te betalen. De aannemer vordert op haar beurt betaling van uiteenlopende vergoedingen. Dit zich primair op het standpunt stellende dat een aanneemovereenkomst tot stand is gekomen die door de opdrachtgever is opgezegd en derhalve de opdrachtgever op de voet van artikel 7:764 BW een vergoeding verschuldigd is te betalen, subsidiair, indien wordt aangenomen dat geen overeenkomst tot stand is gekomen, op grond van onrechtmatige daad wegens het op onrechtmatige wijze afbreken van de onderhandelingen.
In het vonnis d.d. 24 februari 2016 van de rechtbank Midden-Nederland (C/16/370770/HAZA 14-461 ECLI:NL:RBMNE:2014:6832) is door de rechtbank geconcludeerd dat aan de gestelde voorwaarden voor aanvaarding niet is voldaan zijnde het getekend retourneren van de offerte, ten gevolge de rechtbank heeft aangenomen dat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Wel is opdrachtgever schadeplichtig omdat zij niet meer de vrijheid had om de onderhandelingen af te breken, ten gevolge de kosten die de aannemer heeft gemaakt dienen te worden vergoed.
Het oordeel van de rechtbank dat de opdrachtgever in de gegeven situatie niet meer de vrijheid had om vrijblijvend de onderhandelingen af te breken, is (mede) gebaseerd op vigerende jurisprudentie (HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337 (CBB/JBO) en HR 4 oktober 1996 ECLI:NL:HR:1996:ZC2158 (ABB/De Staat) alsook HR 14 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2105 (De Ruiterij/MBO-Ruiters).