Bestuurdersaansprakelijkheid anno 2023

De hoofdlijnen van bestuurdersaansprakelijkheid anno 2023: Verantwoordelijkheid en Consequenties

 De rol en positie van bestuurders en topmannen is de afgelopen jaren onder maatschappelijke invloed ingrijpend veranderd. In 2018 kon Ralph Hamers nog probleemloos aanblijven bij ING na de bekendmaking van de recordschikking van bijna 800 miljoen euro voor witwasprakijken onder zijn bewind. Tegenwoordig wordt door Milieudefensie tegen de bestuurders van Shell al gedreigd met aansprakelijk stellen, omdat het nog niet echt wil vlotten met de klimaatdoelen. Ook de bestuurders van Chemours Dupont, KLM of Tatasteel zullen mogelijk wakker liggen van maatschappelijke en politieke kritiek en misschien zelfs eventuele toekomstige aansprakelijkheidsstelling als gevolg van hun handelen. In tegenstelling tot de veranderde maatschappelijke houding tegenover topmannen, is de wet al sinds jaar en dag (grotendeels) hetzelfde.

Bestuurdersaansprakelijkheid kan worden beschouwd als een hoeksteen van het Nederlandse vennootschapsrecht. Het is gestoeld op het idee dat bestuurders een speciale positie bekleden binnen de vennootschap en daarom verplicht zijn om te handelen in het belang van de vennootschap en haar stakeholders. Wanneer bestuurders deze verplichting schenden, kunnen zij persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van hun handelingen. De wet kent drie hoofdvormen van bestuurdersaansprakelijkheid; de in artikel 2:9 BW geregelde interne aansprakelijkheid, via de onrechtmatige daad en tot slot de bestuurdersaansprakelijkheid in geval van faillissement.

De wet schrijft in artikel 2:9 lid 2 BW voor dat een bestuurder geheel aansprakelijk is voor onbehoorlijk bestuur tenzij hem geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest om maatregelen te treffen om de gevolgen van het onbehoorlijke bestuur af te wenden. Dit wordt ook wel de interne aansprakelijkheid genoemd. De bestuurder is indien onbehoorlijk bestuur is vastgesteld, tegenover de rechtspersoon aansprakelijk voor de door haar geleden schade als gevolg van het onbehoorlijke bestuur.

Een bestuurder van een vennootschap kan ook door derden aansprakelijk worden gesteld op grond van de onrechtmatige daad, vervat in artikel 6:162 BW. Daarin zijn twee gevallen te onderscheiden. Allereerst is er de situatie dat een bestuurder namens de vennootschap een verbintenis aangaat terwijl hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de vennootschap niet zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor de daaruit ontstane schade voor de derde. Er wordt dan eigenlijk te lichtvaardig gecontracteerd. Hiervan is sprake als er een voldoende ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt tegen de bestuurder. De tweede situatie ziet op het feit dat de bestuurder ervoor heeft gezorgd of heeft toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichting tegenover een derde niet nakomt en de vennootschap geen verhaal zal bieden voor de daaruit ontstane schade aan de zijde van de derde. Denk hierbij aan betalingsonwil, wanbetaling of schijn van kredietwaardigheid. Ook hier geldt weer dat er een voldoende ernstig persoonlijk verwijt moet worden gemaakt tegen de bestuurder.

Een specifiek geval van bestuurdersaansprakelijkheid is te vinden in artikel 2:138/248 BW, dat betrekking heeft op de zogenaamde “faillissementsaansprakelijkheid” in geval van een faillissement van een BV of NV (en na 1 juli 2021 voor meer rechtspersonen vanwege de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen). Dit artikel is van toepassing wanneer een vennootschap failliet gaat door kennelijk onbehoorlijk bestuur in de drie jaar voorafgaand aan het faillissement. In een dergelijke situatie kunnen de bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor de hele faillissementsboedel van de vennootschap. Dit kan aanzienlijke gevolgen hebben voor hun financiële positie en reputatie.

De actualiteit onderstreept het belang van verantwoordelijkheid en behoorlijk bestuur in het bedrijfsleven. Neem het recente faillissement van VanMoof waarbij duizenden consumenten waarschijnlijk naar hun aanbetaling op een dure hippe fiets kunnen fluiten. Het zou zomaar kunnen zijn dat verwijtbaar handelen om de hoek komt kijken nadat de curator de situatie heeft geëvalueerd. De deur naar claims op grond van onbehoorlijk bestuur zou -bijvoorbeeld- wellicht geopend kunnen worden als bekend zou worden dat VanMoof willens en wetens de aanbetalingen aannam terwijl ze wisten dat ze niet meer (op tijd) zouden kunnen leveren.

Bestuurders dragen een grote verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de vennootschap en moeten dan ook in haar belang handelen, rekening houdende met werknemers, aandeelhouders en schuldeisers. In situaties waarin bestuurders hun verplichtingen schenden en schade veroorzaken, biedt de wet in de bovengenoemde wetsartikelen de juridische basis om hen ter verantwoording te roepen en aansprakelijk te stellen voor hun handelen of nalaten.

In conclusie is bestuurdersaansprakelijkheid een cruciaal onderdeel van het vennootschapsrecht dat beoogt de integriteit van het bestuur te waarborgen en mismanagement te voorkomen. De relevante wetsartikelen, zoals de artikelen 2:9 BW, 6:162 BW en 2:138 BW, bieden de juridische grondslag om bestuurders persoonlijk aansprakelijk te stellen voor schade voortvloeiende uit hun gedragingen. Hierdoor worden zij gestimuleerd om verantwoordelijk en ethisch te handelen, met het oog op het welzijn van de vennootschap en haar stakeholders.